Aansprakelijk voor BTW-schuld failliete bv

21 maart 2017 | Door redactie

Ondernemingen die een fiscale eenheid vormen voor de BTW zijn apart aansprakelijk voor belastingschulden binnen de eenheid. Die aansprakelijkheid geldt ook nog als de ondernemingen waar deze schulden betrekking op hebben inmiddels failliet zijn, zo oordeelde de Hoge Raad onlangs.

In deze zaak draaide het om een fiscale eenheid (tools) voor de BTW van een holding en vier bv’s. Binnen zo’n fiscale eenheid is het voordeel dat onderlinge leveringen en diensten vrijgesteld zijn van BTW (tools). Een nadeel is echter dat iedere onderneming die deel uitmaakt van de fiscale eenheid ook apart aansprakelijk gesteld kan worden voor belastingschulden van de andere ondernemingen. Dat is ook wat er in deze zaak gebeurde.

Aansprakelijk voor belastingschuld fiscale eenheid

In mei 2012 werden drie van de vier bv’s failliet verklaard. De inspecteur meldde daarop dat de fiscale eenheid alleen nog bestond uit één bv en een holding. Hij legde daarnaast naheffingsaanslagen voor de BTW op aan de fiscale eenheid voor de eerste twee kwartalen in 2012. Toen die niet betaald werden, stelde de fiscus de overgebleven bv aansprakelijk voor die belastingschuld.
De bestuurder van die bv stapte naar de rechter. Hij voerde aan dat de naheffingen onterecht waren opgelegd, omdat die betrekking had op activiteiten van drie bv’s die inmiddels al failliet waren verklaard en dus ook geen onderdeel meer waren van de fiscale eenheid. Dat de aansprakelijkheid onvoorwaardelijk was, zou in strijd zijn met eerdere Europese jurisprudentie.

Niet in strijd met Europese richtlijnen

Maar volgens de Hoge Raad was de Nederlandse Invorderingswet (tool) niet in strijd met de Europese richtlijnen. De wet is namelijk alleen bedoeld om te garanderen dat als de fiscale eenheid niet thuis geeft, de naheffing alsnog op natuurlijke personen kan worden verhaald. Dat paste prima binnen de Europese wettelijke kaders, stelde de Hoge Raad.
Dat de bv’s waar de belastingschuld betrekking op had inmiddels failliet waren en niet meer in de fiscale eenheid zaten maakte geen verschil.. Het ging erom dat de bv’s nog wel actief waren op het moment dat de ‘belasting verschuldigd was geworden’.
Hoge Raad, 17 maart 2017, ECLI (verkort): 438