Fiscus komt niet weg met matige onderbouwing

28 maart 2017 | Door redactie

Bij de zogeheten omkering van de bewijslast is het in principe aan de belastingplichtige om aan te tonen dat een aanslag niet klopt. Maar dan nog komt de inspecteur er niet mee weg om een matig onderbouwde schatting van de inkomsten te geven. De rechtbank in Haarlem tikte een inspecteur hiervoor onlangs op de vingers.

In deze zaak draaide het om een man die samen met zijn vrouw een winkel in doe-het-zelfspullen had. Hij gaf uit eigen beweging bij de fiscus aan dat hij nog geld had staan op een Zwitserse bankrekening. Uit de afschriften bleek dat er in 2005 bijna € 39.900 op die rekening was gestort. Dit bedrag rekende de Belastingdienst tot het inkomen uit werk en inkomen wat leidde tot een navordering van de inkomstenbelasting (tools) over 2005.

Te weinig onderbouwing buitenlands inkomen

De rechter stelde vast dat de man wel had kunnen weten dat het ‘Zwitserse’ geld ook opgegeven had moeten worden. Daardoor was de zogenoemde vereiste aangifte niet gedaan, en dat leidde automatisch tot een omkering van de bewijslast. De man kon de rechters er niet van overtuigen dat het inkomen op de aanslag niet klopte.
Maar vervolgens kwam de rechtbank aan de ‘maar’. Want óók de inspecteur had niet voldoende aanknopingspunten aangeleverd dat het hier inderdaad om inkomen uit het buitenland ging. Dat was wel nodig, anders gold de verlengde navorderingstermijn (tool) van twaalf jaar niet en zou de aanslag sowieso moeten vervallen. De navordering over het jaar 2005 kwam immers pas in 2015.
De inspecteur kwam niet verder dan dat hij het gezien de branche – op maat gemaakte meubels, deuren en raambekleding – ‘mogelijk achtte’ dat de man ook klanten in het buitenland had en daar inkomsten uit haalde. Ook achtte de inspecteur het ‘denkbaar’ dat de man in het buitenland inkomen had uit ‘een andere inkomstenbron’.

Navordering berust op willekeurige schatting

De rechter vond dat de navorderingsaanslag berustte op een willekeurige schatting van het buitenlandse inkomen en rekende het de inspecteur zwaar aan dat die geen nader onderzoek had gedaan naar de aard en omvang van de onderneming. Terwijl dat wel makkelijk had gekund door een boekenonderzoek in te stellen.
Ondanks de omkering van de bewijslast oordeelde de rechter dus dat het niet redelijk was van de inspecteur om uit te gaan van buitenlands inkomen. De rechter vernietigde daarom het extra bedrag van € 39.900 dat bovenop het inkomen voor de navorderingsaanslag is geteld.
Rechtbank Noord-Holland, 17 maart 2017, ECLI (verkort): 1287

Bijlagen bij dit bericht

Belastingcontrole
E-learning | VideoCollege 10 minuten