De Belastingdienst geeft meer duidelijkheid over de berekening van het aantal dagen waarop een werkgever de 30%-regeling mag toepassen voor werknemers die hij naar het buitenland uitzendt.
Voor een bepaalde groep uitgezonden werknemers mag een werkgever de 30%-regeling toepassen. Dit houdt in dat hij voor extraterritoriale kosten zonder nader bewijs een vergoeding mag geven van 30% van het loon inclusief de vergoeding. Als wordt voldaan aan de voorwaarden is de vergoeding gericht vrijgesteld (tool). Dit geldt voor:
De werkgever kan gebruikmaken van de 30%-regeling voor een uitgezonden werknemer als de werknemer in een periode van 12 maanden ten minste 45 dagen in het buitenland verblijft. Uitzendingen van minder dan 15 dagen tellen hierbij niet mee. Maar als de werknemer eenmaal aan de 45-dagenvoorwaarde voldoet, mag de werkgever voor de berekening van het aantal dagen waarop hij de 30%-regeling toepast, ook alle uitzendingen van ten minste 10 dagen meetellen. Om van de 30%-regeling voor uitgezonden werknemers gebruik te kunnen maken, is geen beschikking nodig van de Belastingdienst. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de werkgever de 30%-regeling toepassen voor de duur van de uitzending.
De Belastingdienst geeft een voorbeeld van de berekening van de dagen waarop de 30%-regeling geldt. Stel dat een werkgever een werknemer op 1 februari uitzendt naar Chili voor 50 dagen. Na afloop van het werk daar, komt de werknemer terug naar Nederland. In oktober van hetzelfde jaar zendt de werkgever deze werknemer opnieuw uit, nu voor 11 dagen naar Argentinië. Omdat deze werknemer aan de 45-dagenvoorwaarde voldoet, mag ook de 11-daagse uitzending meetellen. De werkgever past de 30%-regeling voor deze werknemer toe op het loon dat hij tijdens de 61 dagen uitzending verdiende.
Meer informatie over de toepassing van de 30%-regeling vindt u in de toolbox Zo past u de 30%-regeling correct toe.