De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers is doeltreffend, maar er zijn ook nog verbeteringen mogelijk. Dat blijkt uit de evaluatie van de regeling die het ministerie van Financiën naar de Tweede Kamer gestuurd heeft.
De evaluatie van de 30%-regeling is uitgevoerd naar aanleiding van de kritiek die in 2016 op de regeling kwam. Minister Dijsselbloem van Financiën gaf toen aan dat hij de regeling niet wilde afschaffen, maar wel kritisch zou kijken naar mogelijke verbeteringen. Uit de evaluatie van de 30%-regeling blijkt dat die verbeteringen zouden kunnen bestaan uit:
Volgens het evaluatierapport is de 30%-regeling in zijn huidige vorm ook al doeltreffend op alle fronten: er zijn meer deskundigen beschikbaar voor de Nederlandse arbeidsmarkt, het vestigingsklimaat is aantrekkelijker geworden voor buitenlandse deskundigen en de administratieve lasten zijn lager dan bij het vergoeden van de werkelijke extraterritoriale kosten.
De verhouding tussen de 30% aan onbelast loon en de werkelijke extraterritoriale kosten die werknemers maken, wisselt per inkomen. Voor ingekomen werknemers die relatief weinig verdienen of die afkomstig zijn uit een land met weinig welvaart, is de 30% aan de krappe kant. Zij besteden in werkelijkheid meer dan dat deel van hun inkomen aan extraterritoriale kosten. Het gaat dan bijvoorbeeld om wetenschappelijke onderzoekers of ICT’ers uit India.
Voor werknemers met hoge inkomens die afkomstig zijn uit welvarende landen is de onbelaste vergoeding van 30% van hun inkomen inclusief vergoeding dan weer aan de hoge kant. Zij maken in werkelijkheid minder extraterritoriale kosten.