De algemene heffingskorting wordt lager naarmate het inkomen stijgt. Nu is daarbij alleen het box 1 inkomen van belang, maar vanaf 2025 ook het inkomen uit box 2 en 3. Dit blijkt uit de Voorjaarsnota 2022.
Iedereen die in Nederland belasting betaalt, heeft recht op toepassing van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting is onderdeel van de loonheffingskorting, waarmee de werkgever bij de inhouding van de loonbelasting rekening houdt. De algemene heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Iemand krijgt minder algemene heffingskorting als zijn inkomen stijgt: de heffingskorting wordt afgebouwd met een percentage van het belastbaar inkomen uit werk en woning – het box 1 inkomen – tot nihil bij een inkomen van € 69.398 (in 2022).
In de Voorjaarsnota 2022 stelt het kabinet voor om niet alleen het box 1 inkomen te laten meetellen voor de afbouw van de algemene heffingskorting, maar ook het inkomen uit box 2 en 3. Hierdoor ontvangen mensen die (voornamelijk) inkomen hebben in box 2 of 3 een lagere korting op de te betalen belasting en gaan dus meer belasting betalen. De maatregel moet in werking treden per 1 januari 2025.
De algemene heffingskorting wordt in 2022 afgebouwd met 6,007% van het inkomen uit werk en woning als dit inkomen € 21.317 of meer is per jaar, maar niet meer dan € 69.398. In 2022 is de algemene heffingskorting maximaal € 2.888. De korting wordt afgebouwd tot nihil. Als iemand de AOW-leeftijd heeft bereikt, is de heffingskorting in 2022 maximaal € 1.494. De algemene heffingskorting en de afbouw daarvan zijn voor de aangifte loonheffingen verwerkt in de loonbelastingtabellen, de tabel voor bijzondere beloningen en de rekenregels. Hoe dit zal gaan als de afbouw over het verzamelinkomen moet worden berekend, is nog onbekend.