De tijdelijke heffingskorting voor werknemers die met pensioen gaan vóór de AOW-gerechtigde leeftijd mag de werknemer – net als de loonheffingskorting – maar door één werkgever laten toepassen. Hoe gaat dat in zijn werk?
Zoals u in het bericht ‘Nieuwe heffingskorting bij uniform loonbegrip’ kon lezen, komt er per 2013 een tijdelijke heffingskorting voor vroeggepensioneerden. Deze heffingskorting moet het negatieve financiële effect van de invoering van de Wet uniformering loonbegrip beperken voor werknemers die vroeger pensioneren dan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Als uw onderneming voor een werknemer een (pre)pensioenuitkering of VUT-regeling betaalt, kunt u deze heffingskorting in 2013 onder voorwaarden toepassen.
Slechts één werkgever mag deze heffingskorting in de loonheffingen toepassen. Heeft een werknemer (of gedeeltelijk vroeggepensioneerde) twee werkgevers, dan kan hij dus mogelijk niet de volledige heffingskorting benutten. Dit komt bijvoorbeeld voor als het loon van de pensionaris bij uw onderneming te laag is om voor het maximale bedrag in aanmerking te komen en de werknemer bij een andere werkgever ook loon heeft dat recht geeft op de tijdelijke heffingskorting. Voor zover de pensionaris nog andere inkomsten heeft, verrekent de Belastingdienst het restant via de inkomstenbelasting.
De werknemer of uitkeringsgerechtigde moet schriftelijk opgeven dat u de tijdelijke heffingskorting voor hem mag toepassen. Op welke manier hij dat doet, is – net als bij de opgaaf voor de loonheffingen – vormvrij. U moet het schriftelijke verzoek bij de loonadministratie bewaren. Als u de heffingskorting toepast, moet dit bovendien blijken uit de loonstaat. In de rubriek ‘Gegevens voor de tabeltoepassing’ kunt u in 2013 aangeven dat u de tijdelijke heffingskorting voor de betreffende werknemer toepast. De korting wordt ook verwerkt in de tabellen.