Uitbreiding lucratiefbelangregeling voor private-equitypraktijk
Het demissionaire kabinet stelt voor om de grondslag voor inkomen uit een middellijk gehouden lucratief belang te verbreden door middel van een multiplier, als de voordelen vanwege toepassing van de aanmerkelijkbelangvariant (ook wel de doorstootregeling genoemd) in box 2 zijn belast. Ook wordt er een maatregel getroffen om een ongewenste structuur tegen te gaan.
Binnen de private-equitypraktijk en in het kader van managementparticipatieregelingen ontvangen (fondsen)managers als onderdeel van hun beloningsstructuur soms vermogensbestanddelen waarmee zij hoge rendementen kunnen behalen. Soms staan de ontvangen rendementen niet in verhouding tot het geïnvesteerde kapitaal of het feitelijk op de investering gelopen risico. Deze voordelen zijn onder omstandigheden belast onder de lucratiefbelangregeling. Er is dan sprake van resultaat uit overige werkzaamheden en daardoor is het rendement in principe belast als arbeidsinkomen in box 1.
Voordelen voor 95% doorstorten
De belastingplichtige heeft echter de mogelijkheid om gebruik te maken van de zogenoemde aanmerkelijkbelangvariant (ab-variant). Daarbij treedt de box 1-heffing terug en komt er een heffing in box 2 voor in de plaats. De belastingplichtige moet het lucratieve belang dan wel houden via een kapitaalvennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang (ab) houdt. Daarnaast moet die vennootschap de voordelen uit lucratief belang voor minimaal 95% doorstoten naar de belastingplichtige. De verplichting om minimaal 95% van de voordelen uit lucratief belang door te stoten, zorgt ervoor dat de heffing in box 2 direct plaatsvindt tegen maximaal 31% (2026). Het demissionaire kabinet stelt voor om de belastingdruk op de betreffende voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang via deze grondslagverbredende multiplier in box 2 te verhogen tot maximaal 36%. Er wordt dan aangesloten bij het tarief in box 3.
Verlies gerealiseerd
Vaak neemt de belastingplichtige dan het standpunt in dat de ab-variant volledig kan worden toegepast zodra een ab ontstaat. De verkrijgingsprijs wordt dan vastgesteld op de waarde in het economische verkeer van het aandelenbelang in de vennootschap waarin het middellijk gehouden lucratief belang is ondergebracht. Bij liquidatie van die vennootschap of bij verkoop van aandelen kan dan een verlies uit ab worden gerealiseerd. De belastingplichtige kan dan via de ab-variant het verlies verrekenen met de gerealiseerde voordelen in box 2. Hierdoor wordt de belastingheffing in box 2 over voordelen uit lucratief belang per saldo weer ongedaan gemaakt.
Om deze onwenselijke uitkomst tegen te gaan, stelt het kabinet voor dat het voordeel dat ontstaat bij de sfeerovergang van box 2 of 3 (als er geen sprake is van een ab-belang) alsnog wordt belast in box 1. Dat voordeel wordt belast als inkomen uit lucratief belang, waarop de dooruitdelingsverplichting niet van toepassing is op het moment van realisatie van de voordelen. Hiermee voorkomt het demissionaire kabinet onduidelijkheid over de vraag of in deze situaties wel of geen heffing moet plaatsvinden over de voordelen uit lucratief belang. De voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang worden bij toepassing van de aanmerkelijkbelangvariant door de voorgestelde wetswijziging dus zwaarder belast.
Evaluatie
Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 vindt er een evaluatie plaats van de nieuwe lucratiefbelangregeling, inclusief de voorgestelde multipliermaatregel.
Download de belangrijkste Prinsjesdagstukken in pdf, zodat je snel de achtergrondinformatie bij de hand hebt.