De stijging van de gemiddelde levensverwachting is de afgelopen jaren afgeremd. Een gevolg hiervan is dat ook de AOW-leeftijd minder snel omhooggaat. Ondertussen neemt het percentage oudere werkenden steeds verder toe.
De Algemene ouderdomswet (AOW) schrijft voor dat overheid jaarlijks bepaalt of de AOW-leeftijd omhoog moet en dat verhogingen vijf jaar van tevoren worden aangekondigd. Minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom nu in een Kamerbrief duidelijkheid gegeven over de AOW-leeftijd in 2030. Deze blijft ten opzichte van 2028 en 2029 onveranderd, namelijk 67 jaar en drie maanden. Tot 2028 blijft de AOW-leeftijd 67 jaar; de leeftijd die sinds dit jaar geldt.
Of de AOW-leeftijd stijgt, is afhankelijk van de ontwikkeling van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd, zoals berekend door het CBS. De CBS-schatting is dat de levensverwachting blijft stijgen, maar in een langzamer tempo dan vóór de coronapandemie werd verondersteld. De pandemie resulteerde in oversterfte. Ten opzichte van de prognose van vorig jaar is de leeftijdsverwachting in 2030 iets lager. Om een jojo-effect te voorkomen, wordt de AOW-leeftijd echter niet zomaar verlaagd. Alleen als het CBS voor een langere tijd een lagere levensverwachting voorziet, zal de minister een lagere AOW-leeftijd overwegen. Dat is nu niet aan de orde.
Verder meldt de minister dat de pensioenrichtleeftijd in 2026 68 jaar blijft. Sinds het ingaan van de Wet toekomst pensioenen (toolbox) is de pensioenrichtleeftijd geen onderdeel meer van het fiscale kader. Wel blijft deze leeftijd nog van belang voor het overgangsrecht. De pensioenrichtleeftijd is relevant voor de berekening hoeveel pensioen binnen de belastingregels mag worden opgebouwd.
Vanwege de stijging van de AOW-leeftijd in de afgelopen jaren werken werkenden steeds langer door. Eind september meldde het CBS bijvoorbeeld dat het percentage werkende 65-jarigen is toegenomen van 14,9% in het tweede kwartaal van 2013 naar 49,6% in het tweede kwartaal van 2024. Hbo- en universitair geschoolden blijven vaker tot op hoge leeftijd doorwerken dan mensen zonder een dergelijk diploma. Werken werknemers ook nog door als zij eenmaal de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, dan gelden er diverse gunstige regels voor hun werkgever.