De AOW-leeftijd moet per 2021 omhoog naar 67 jaar. Deze verhoging kan niet vijf jaar later plaatsvinden, zo stelt minister Koolmees van SZW in antwoord op Kamervragen.
De minister reageert hiermee op Kamervragen die gesteld werden naar aanleiding van een artikel in het Financieele Dagblad. In dat artikel gaven actuarissen aan dat de AOW-leeftijd pas vijf jaar later naar 67 jaar hoeft te stijgen dan nu in de wet is vastgelegd. Ook de Telegraaf berichtte eerder over een uitgelekt conceptpensioenakkoord waarin een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd zou zijn afgesproken. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft echter aan dat de AOW-leeftijd per 2021 gewoon omhoog moet. Na de invoering van de AOW in 1956 is de AOW-leeftijd een lange periode 65 jaar gebleven, terwijl de levensverwachting flink is gestegen. Sinds 2013 gaat de AOW-leeftijd geleidelijk omhoog om in 2021 uit te komen op een AOW-leeftijd van 67 jaar. Dit is volgens de minister nodig om een inhaalslag te maken. Het uitgangspunt daarbij is dat iedere generatie gemiddeld circa 18 jaar een AOW-uitkering kan ontvangen.
Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Hoe hoog de AOW-leeftijd dan precies moet worden, bepaalt het kabinet (vijf jaar van tevoren) op basis van ramingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor 2022 en 2023 is al bekend dat de AOW-leeftijd 67 jaar en drie maanden zal zijn. Hoewel cijfers van het CBS vorig najaar lieten zien dat de toekomstige levensverwachting minder snel stijgt dan eerder was geraamd, vindt het CBS het nog te vroeg om aan te geven dat dit de komende jaren ook zo zal zijn.
In de wet is vastgelegd dat de AOW-leeftijd pas omhooggaat als de levensverwachting stijgt met meer dan drie maanden. Bij een kleinere stijging of een daling blijft de AOW-leeftijd gelijk. Op die manier probeert het kabinet te voorkomen dat de AOW-leeftijd te veel schommelt.
De minister geeft verder aan dat het de gezamenlijke verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers om werknemers langer inzetbaar te houden. Hiervoor moeten zij onder meer aan de slag met leeftijdsbewust personeelsbeleid. Daarnaast wil het kabinet een leven lang ontwikkelen stimuleren. Voor oudere werknemers die toch werkloos of arbeidsongeschikt raken, kondigde het kabinet in het regeerakkoord al aan de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) te verlengen met vier jaar.