Ketenregeling: wachttijd van half jaar naar vijf jaar

10 maart 2023 | Door redactie

Om ‘permanent tijdelijk werk’ te beperken, wil het kabinet de termijn om de keten van tijdelijke contracten te doorbreken, aanpassen van een half jaar naar vijf jaar. Dat meldt de Volkskrant op basis van een conceptbrief van minister Van Gennip van SZW.

Nu nog kunnen werkgevers de ketenregeling – die regelt dat een werknemer na drie tijdelijke contracten of na drie jaar aan tijdelijke contracten een vast contract moet krijgen – omzeilen door een werknemer tussen tijdelijke contracten langer dan een half jaar niet in dienst te nemen. Hierdoor ontstaat er een nieuwe keten van tijdelijke contracten, waardoor de werknemer in theorie permanent tijdelijk in dienst kan zijn bij dezelfde werkgever.

Langere wachttijd gaat ook gelden voor uitzendkrachten

De maatregel tegen deze zogenoemde draaideurconstructies borduurt voort op één van de plannen uit de ‘Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt’, waarin het kabinet vorig jaar een grondige hervorming van de arbeidsmarkt aankondigde, en heeft als doel om werknemers sneller aan een vaste baan te helpen. De langere wachttijd moet ook gaan gelden voor uitzendkrachten.
Ook is het kabinet van plan om oproepcontracten te vervangen door zogenoemde basiscontracten. Een basiscontract met daarin een minimumaantal werkuren plus het inkomen moet oproepkrachten meer inkomenszekerheid geven. Bovendien worden het aantal ‘extra’ uren begrensd en krijgen werknemers de vrijheid om deze extra uren te weigeren, waardoor zij bijvoorbeeld makkelijker een tweede baan kunnen zoeken. Het idee voor het basiscontract heeft veel raakvlakken met het huidige min-maxcontract (tool).

Controle op schijnzelfstandigheid versneld aangescherpt

Verder moet er, in plaats van de huidige werktijdverkorting, een nieuwe regeling komen voor organisaties die door onvoorziene omstandigheden in de problemen komen. Het idee is dat werkgevers die door een onvoorziene omstandigheid de werkgelegenheid met minimaal 20% zien teruglopen, een beroep kunnen doen op de Werkloosheidswet zonder dat dit ten koste gaat van de WW-rechten van werknemers.
Tot slot wil het kabinet de controle op ‘schijnzelfstandigheid’ versneld aanscherpen en zo de groei van zzp’ers die in feite werknemer zijn, afremmen. Hiervoor komt er mogelijk een minimumuurtarief voor zzp’ers van waarschijnlijk tussen de € 30 en € 35. Verdient een zzp’er minder dan dit uurtarief, dan kan dit wijzen op een verkapt dienstverband. Hetzelfde geldt als een zelfstandige maar één opdrachtgever heeft of als hij tijdens het werk instructies krijgt of onder toezicht staat van de opdrachtgever. Hoeveel eerder dan 1 januari 2025 de handhaving op schijnzelfstandigheid hervat wordt, is niet duidelijk. Minister Van Gennip wil alle plannen nog dit jaar omzetten in concrete wetsvoorstellen.

Maatregel is oplossing voor gedateerd probleem

De (vermeende) plannen zijn niet onverdeeld positief onthaald. Zo stellen critici dat de maatregel een oplossing is voor een gedateerd probleem; door de huidige personeelsschaarste zou de arbeidsmarkt niet gebaat zijn bij een beperking van de flexibiliteit van werkgevers. Vakbonden FNV en CNV juichen de plannen wel toe.