Wilt u een proeftijd afspreken met een werknemer, dan is het voor de geldigheid van deze afspraak niet vereist dat u dit vóór het dienstverband schriftelijk overeenkomt. Wel moet u als u een mondelinge afspraak maakt over de proeftijd dit later nog schriftelijk bevestigen. Daarnaast is het belangrijk dat u zich houdt aan de wettelijke of in de cao overeengekomen duur van de opzegtermijn. Dit blijkt uit een uitspraak van de kantonrechter in Arnhem.
Een werknemer was bijna twee maanden in dienst toen zijn werkgever hem – op basis van zijn proeftijd – ontsloeg. De arbeidsovereenkomst van de werknemer was opgesteld voor een bepaalde tijd van een half jaar met een proeftijd van twee maanden. Maar de werknemer had dit contract pas een paar dagen voor zijn ontslag ondertekend. De werknemer vond dat de proeftijd niet geldig was, omdat dit niet aan het begin van de werkzaamheden schriftelijk was overeengekomen.
Volgens de kantonrechter was het inderdaad belangrijk dat de proeftijd schriftelijk werd afgesproken. Maar dit hoeft niet voor de aanvang van het dienstverband te gebeuren. U mag de overeengekomen proeftijd ook pas na het mondeling aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastleggen. De mondelinge overeenkomst moet dan wel vlak vóór of kort na het begin van de werkzaamheden zijn gemaakt. Hiervan was echter geen sprake en bovendien was de proeftijd langer dan wettelijk en op basis van de cao was toegestaan.
Alleen bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor twee jaar of langer mag u een proeftijd van twee maanden hanteren. Is de tijdelijke overeenkomst korter dan twee jaar, dan duurt de proeftijd maximaal één maand. De rechter oordeelde dat de proeftijd en daarmee het ontslag niet rechtsgeldig was en de werknemer kreeg zijn loon over de duur van het contract alsnog uitbetaald.
Wilt u nagaan hoe de proeftijd binnen uw organisatie is geregeld, vergeet dan niet om de cao te controleren. De cao mag namelijk afwijken van de wettelijke regeling, maar de maximale proeftijd blijft altijd twee maanden.
Kantonrechter Arnhem, 19 december 2012, LJN: BY7040