Als uw onderneming een werknemer via WhatsApp laat weten dat u zijn contract niet verlengt en hij op uw bericht reageert, heeft u voldaan aan de aanzegverplichting. Dat blijkt uit een recente uitspraak van Rechtbank Amsterdam.
Elke werkgever is door de Wet werk en zekerheid (WWZ) sinds 1 januari 2015 verplicht om minstens een maand voor het verlopen van iedere tijdelijke arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden, schriftelijk aan de werknemer te laten weten of zijn contract verlengd wordt. Dat hoeft niet per se officieel via een aangetekende brief, als maar zeker is dat de werknemer de boodschap heeft ontvangen. Dat bleek onlangs in een zaak waar een werkgever per brief aan een werkneemster had gemeld dat hij haar contract niet zou verlengen. Door omstandigheden wilde hij het contract bovendien vroegtijdig beëindigen. Omdat de werkneemster niet meer op het werk verscheen, kondigde de werkgever zijn voornemen aan via WhatsApp. De werkneemster gaf hierop de reactie dat de onderneming haar niet kon ontslaan.
Toen de werkgever en werkneemster later in de rechtbank tegenover elkaar stonden, kregen beide partijen deels gelijk. De werkgever kon het contract inderdaad niet vroegtijdig beëindigen, maar hoefde de boete voor het niet voldoen aan de aanzegplicht niet te betalen. Hoewel hij niet kon bewijzen dat de werkneemster de aanzegbrief ontvangen had, voldeed de werkgever toch aan de aanzegplicht omdat de werkneemster op het WhatsApp-bericht had gereageerd. Uit dit bericht kon zij concluderen dat ze geen contractverlenging zou krijgen. Doorslaggevend was dus dat de werkneemster het bericht had gelezen.
Ook in een andere zaak bij de kantonrechter in Rotterdam was het ontvangen van het bericht cruciaal en ook in deze zaak kon de werkgever niet bewijzen dat de aanzegbrief was aangekomen. Een latere mondelinge mededeling volstond niet. Werkgevers doen er daarom wel verstandig aan om een aanzegbrief per aangetekende post te versturen of om in de arbeidsovereenkomst al uitsluitsel te geven.
Rechtbank Amsterdam, 10 juni 2015, ECLI (verkort): 3968