Mogelijk komen er toch regels voor de wijze waarop rechters de hoogte van de billijke vergoeding uit de WWZ kunnen vaststellen. Momenteel ontbreken richtlijnen voor de berekening van die vergoeding.
De Wet werk en zekerheid (WWZ) introduceerde naast de transitievergoeding ook de billijke vergoeding. Een rechter kan een werkgever verplichten deze billijke vergoeding te betalen als hij tegenover een werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Hoe de rechter de billijke vergoeding moet berekenen, staat niet in de wet (in tegenstelling tot de transitievergoeding). In een zaak bij de Hoge Raad heeft de advocaat-generaal (AG) nu geconcludeerd dat enige richting voor de hoogte van de billijke vergoeding wenselijk is. In de praktijk loopt de rechtspraak over de billijke vergoeding namelijk sterk uiteen.
Het advies van de AG is onderdeel van een zaak waarbij een werkneemster naar de Hoge Raad is gestapt. Ze is het niet eens met de hoogte van de billijke vergoeding die zij kreeg toegekend door het hof Arnhem-Leeuwarden. De AG geeft aan dat de Hoge Raad onder meer het volgende zou kunnen bepalen voor de billijke vergoeding (uit artikel 681 van het Burgerlijk Wetboek 7):
Binnenkort zal blijken of de Hoge Raad het advies van de AG opvolgt door in een arrest handvatten aan te reiken voor de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding.
Advocaat-generaal van de Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI (verkort): 414