Volgens de Hoge Raad moet een bv rekening houden met de bijtelling als een dga als enige bestuurder vrij kan beschikken over een auto van de bv. Dit geldt ook als de auto altijd bij de bv geparkeerd staat en de autosleutels in een kluis op kantoor bewaard worden, maar er geen rittenregistratie bijgehouden is.
Met deze uitspraak bevestigt de Hoge Raad een vonnis van Gerechtshof Amsterdam. In die zaak draaide het om de vraag of een bv rekening moest houden met de bijtelling (tool) voor haar dga. De auto in kwestie was, als deze niet in gebruik was, altijd geparkeerd op het bedrijfsterrein en de sleutels lagen op kantoor in een kluis. Het gerechtshof had geoordeeld dat gezien de dga de enige bestuurder was van de onderneming, hij niet anders kon dan vrijelijk beschikken over de auto. Maar omdat een sluitende rittenregistratie (tool) ontbrak, had de inspecteur terecht nageheven (tool).
De bevestiging van de uitspraak door de Hoge Raad laat zien dat een rittenregistratie voor een dga (tool) van groot belang is. Voor een normale werknemer zouden de hierboven geschetste omstandigheden (auto buiten kantoortijden bij kantoor laten staan, sleutels opbergen in kantoor in een kluis van de bestuurder) voldoende zijn om aan te tonen dat er geen sprake is van een terbeschikkingstelling. Maar een dga heeft gezien zijn positie altijd vrij toegang tot het bedrijfspand en de autosleutels. Zeker als hij de enige bestuurder is, wordt er ook geen toezicht gehouden op het privégebruik van de auto. De dga moet dus altijd een rittenregistratie kunnen overleggen om aan te kunnen tonen (tool) dat hij de auto voor minder dan 500 privékilometers heeft gebruikt.
Hoge Raad, 22 januari 2016, ECLI (verkort): 81