Bij het opleggen van een naheffingsaanslag moet de Belastingdienst altijd het juiste tijdvak vermelden. Is het tijdvak niet vermeld, dan moet de aanslag vernietigd worden. Dit heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant onlangs bepaald.
In deze zaak draaide het om een bv die enkele personenauto’s had laten registeren in het kentekenregister. De Belastingdienst legde de bv een naheffingsaanslag (tool) Belasting Personenauto’s en motorrijwielen (BPM) op. De bv maakte bezwaar tegen de aanslag omdat het tijdvak van naheffing ontbrak op de aanslag. De fiscus liet de aanslag echter in stand, daarom ging de bv naar de rechter.
Op de naheffingsaanslag stond geen tijdvak van naheffing (tool) vermeld, terwijl dit een belangrijk onderdeel was van de aanslag. Ook stond op de aanslag niet het tijdstip aangegeven wanneer de auto’s te naam waren gesteld. Door het ontbreken van deze essentiële onderdelen op de naheffingsaanslag moest de aanslag dan ook vernietigd worden, aldus de rechter.
De Belastingdienst zal een naheffingsaanslag opleggen als de verschuldigde belasting niet wordt betaald of te laat wordt betaald. Of als er geen of een onjuiste aangifte is gedaan. Een naheffingsaanslag wordt niet alleen bij de BPM opgelegd, maar ook bij de loonheffingen en BTW (tool). Legt de fiscus dus een naheffingsaanslag op, dan moet hierop een tijdvak van naheffing staan.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 april 2016, ECLI (verkort): 2348