Een werkgever moet in principe per door hem ter beschikking gestelde auto rekening houden met de bijtelling. Een werknemer komt alleen onder een dubbele of driedubbele bijtelling uit als hij per auto kan aantonen dat hij minder dan 500 privékilometers heeft gereden.
In een rechtszaak draaide het om een bv die drie auto’s op haar naam had staan. De auto’s werden gebruikt door haar directeur-grootaandeelhouder (dga). De bv hield voor slechts één auto rekening met de bijtelling, maar dat was voor de inspecteur niet genoeg. Die legde ook voor de andere auto’s naheffingsaanslagen op in verband met het privégebruik. Hier was de bv het niet mee eens en stapte naar de rechter.
Daar voerde de bv aan dat haar dga slechts één auto privé gebruikte. De bv probeerde dit te nog te bewijzen met twee in allerijl opgestelde rittenregistraties (tool), maar die vond de rechter niet overtuigend. Wel achtte de rechter bewezen dat alle drie de auto’s ter beschikking waren gesteld: de dga kon vrijelijk beschikken over de voertuigen. Daarom had de bv overtuigend moeten bewijzen dat er geen privégebruik (tool) had plaatsgevonden. Aangezien dit niet het geval was, oordeelde de rechter dat de inspecteur de naheffingsaanslagen voor twee extra bijtellingen terecht had opgelegd. De bv ging nog in cassatie bij de Hoge Raad maar dat mocht ook niet baten.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16 februari 2016, ECLI (verkort): 1160