Ook als een bestelauto van de zaak ontzettend stinkt door de werkzaamheden die ermee uitgevoerd worden, is hij nog bruikbaar voor privédoeleinden. Werkgevers moeten dus ook voor stinkende bestelauto’s een bijtelling toepassen. Dat bepaalde het gerechtshof onlangs.
In bepaalde situaties mogen werkgevers de bijtelling (tool) voor de auto van de zaak achterwege laten (tool). Eén van die situaties is als het om een bestelauto gaat die (bijna) alleen maar geschikt is voor zakelijk gebruik. Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat een bestelauto die ontzettend stinkt, daardoor niet per se alleen maar geschikt is voor zakelijk gebruik.
In deze zaak had een werkgever voor twee bestelauto’s geen bijtelling toegepast. Volgens hem waren de auto’s namelijk niet privé te gebruiken doordat ze ontzettend stonken. De organisatie vervoerde er uien in en de doordringende uienlucht was volgens de werkgever reden genoeg om de auto ongeschikt te laten zijn voor privégebruik. Het gerechtshof oordeelde dat een auto die heel erg naar uien stinkt, niet per se nagenoeg uitsluitend geschikt voor goederenvervoer. De werkgever had dus een bijtelling moeten toepassen.
Hoewel de werkgever niet aannemelijk kon maken dat de stinkende bestelauto’s ongeschikt waren voor privégebruik, kon hij wel bewijzen dat de auto’s doorlopend afwisselend gebruikt werden door verschillende werknemers. Hij mocht daarom de eindheffing voor doorlopend afwisselend gebruik toepassen. Werkgevers die denken dat zij in hun organisatie ook de eindheffing voor doorlopend afwisselend gebruik mogen toepassen, kunnen de Belastingdienst vragen om dat te bevestigen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 maart 2016, ECLI (verkort): 1690