Toezicht dga nodig bij verbod privégebruik auto

5 mei 2014 | Door redactie

Om de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak te voorkomen, kunt u met de werknemer een verbod op privégebruik afspreken. U moet dan wel de naleving van dit verbod controleren. Dit zou inhouden dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) zichzelf moet gaan controleren. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft daarom bepaald dat er in dat geval een externe partij nodig is voor de controle.

Voor het afspreken van een verbod op privégebruik gelden drie voorwaarden:

  • U moet het verbod schriftelijk vastleggen. Op de website van de Belastingdienst staat daarvoor een voorbeeldafspraak.
  • U moet de naleving van het verbod controleren.
  • Bij overtreding van het verbod moet u een sanctie opleggen.

Het draaide in deze zaak om een bv met een bestelbus. De bv vroeg bij de Belastingdienst een ontheffing aan voor het voeren van de rittenadministratie. De bv had haar dga namelijk verboden de bestelauto voor privédoeleinden te gebruiken. Hiervoor was een verbodsovereenkomst opgesteld en ondertekend, die in grote lijnen overeenkwam met de voorbeeldafspraak die de Belastingdienst hiervoor zelf op haar website heeft staan.

Toezicht op privégebruik auto

De inspecteur ging voorwaardelijk akkoord, maar na het bestuderen van de overeenkomst vond de inspecteur dat het verbod niet erg overtuigend was. De sanctie die de bv op zou leggen aan zijn dga was namelijk niet afschrikwekkend genoeg. Bovendien vond de inspecteur dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op het privégebruik bij de werkgever lag. De fiscus zag hierin wel een probleem: de dga zou dus toezicht moeten houden op zichzelf. De inspecteur liet per brief weten dat de bv het gebruik van de auto door een onafhankelijke derde zou moeten laten controleren. De bv kon de naleving van het verbod onvoldoende bewijzen en dus legde de inspecteur een naheffingsaanslag op.

Bijzondere vorm van toezicht gebruik auto

De bv was hier niet mee eens en stapte naar de rechter, maar kon daar niet overtuigend bewijzen dat het verbod was nageleefd. Er was namelijk geen overtuigende rittenadministratie. Hoewel de bv erop wees dat een verbodsovereenkomst juist betekende dat er geen rittenadministratie bijgehouden werd, vond de rechter dat niet overtuigend. Het Hof nam daarbij in overweging dat de dga behalve werknemer ook werkgever was. Dit vereiste volgens de rechter een bijzondere vorm van toezicht op het gebruik van de auto. De eis van de inspecteur dat de bv een onafhankelijke derde in moest schakelen om het gebruik van de auto te controleren, was dus terecht. De naheffingsaanslag bleef in stand.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 april 2014, ECLI (verkort): 3360