De regels voor de bijtelling van de auto van de zaak zijn eigenlijk nog het meest overzichtelijk als de werknemer ook volop privé rijdt met zijn zakelijke auto óf als het voor de werknemer onmogelijk is om de auto privé te gebruiken. Maar het gros van de auto’s van de zaak valt uiteraard in het grijze gebied daartussenin.
Werknemers van een organisatie (of de directeur-grootaandeelhouder als werknemer van de bv) hebben er voordeel van als zij hun auto van de zaak ook privé gebruiken. Vandaar dat de wet eist dat er hiervoor een bedrag bij het loon wordt opgeteld: de bijtelling. Dit heeft dus gevolgen voor de loonheffingen, en organisaties betalen ook weer BTW over het privégebruik. Voor dat laatste kunnen organisaties kiezen: een berekening op basis van het aantal werkelijk gereden kilometers óf een forfait van 2,7% van de cataloguswaarde (inclusief BTW en BPM).
Het percentage dat bij het loon wordt opgeteld, is afhankelijk is van de uitstoot van de auto en de datum dat de wagen op naam is gezet. Voor nieuwe auto’s die dit jaar op naam worden gezet, geldt de standaardbijtelling van 22% van de cataloguswaarde per kalenderjaar (inclusief BTW en BPM). Hierbij tellen ook de accessoires mee die de importeur of de fabrikant op de auto heeft gemonteerd voordat de auto op kenteken is gezet. Als de auto in het tarief voor nulemissie valt (een uitstoot van minder dan 1 gram CO2 per kilometer) geldt in 2017 – en vooralsnog ook de komende jaren – een verlaagde bijtelling van 4%. Voor auto’s van vóór 2017 gelden andere percentages. En voor auto’s van 15 jaar en ouder geldt een speciaal bijtellingstarief van 35% van de verkoopwaarde.
Dat kan alleen als een organisatie met een rittenadministratie (tool) kan aantonen dat een werknemer jaarlijks minder dan 500 kilometer privé met de auto rijdt. Een werknemer kan een zogeheten verklaring geen privégebruik auto aanvragen bij de Belastingdienst. Maar dit is geen vrijbrief: ook dan moet de werknemer bij controle kunnen aantonen dat het privégebruik onder de 500 kilometer is gebleven. Als de verklaring binnen is, kan de werkgever de bijtelling overigens niet met terugwerkende kracht laten vervallen. Een andere optie om bijtelling te voorkomen, is dat de werkgever de auto fiscaal gezien überhaupt niet ter beschikking stelt (tool) aan de werknemer. De auto’s na werktijd achter slot en grendel zetten kan helpen, maar uit jurisprudentie blijkt dat al vrij snel wordt aangenomen dat de auto van de zaak ook voor privégebruik beschikbaar was voor de werknemer. Verder kan onder voorwaarden de bijtelling achterwege blijven bij verhuur (tool) van een auto aan een werknemer. Ook voor specifieke bestelauto’s die eigenlijk niet met goed fatsoen privé te gebruiken zijn, geldt de bijtelling niet.
Nee, voor de grens van 500 kilometer kijkt de Belastingdienst naar het hele kalenderjaar. Kilometers die de werknemer met de nieuwe auto rijdt, worden dus gewoon opgeteld bij die uit de eerste jaarhelft.
In de rubriek 'Vragen over' behandelt Rendement een onderwerp waar lezers veel vragen over hebben. Heeft u ook een vraag? Stel deze dan aan de adviseurs van de Adviesdesk!