Wel dubbele bijtelling bij overname auto na dood partner

17 januari 2022 | Door redactie

Gerechtshof Den Haag vindt dat de Belastingdienst een beroep op de hardheidsclausule door belastingplichtige terecht heeft afgewezen. De man had hier een beroep op gedaan vanwege een dubbele bijtelling voor auto’s van de zaak. Eerder had de rechtbank aangegeven dat er geen sprake van een dubbele bijtelling kon zijn.

Als een belastingplichtige vindt dat een belastingwet in zijn situatie een onbedoeld gevolg heeft, kan hij een verzoek doen om toepassing van de hardheidsclausule. Maar die hardheidsclausule kan alleen in bepaalde uitzonderlijke situaties een oplossing bieden. Deze geldt namelijk alleen als de wet een gevolg heeft dat niet bedoeld is en dat de wetgever had kunnen voorkomen als hij dit gevolg had voorzien. Alleen als de wet eigenlijk anders had moeten luiden, kan de hardheidsclausule van toepassing zijn en het verzoek worden gehonoreerd.

Dubbele bijtelling voor hele jaar toepassen

In deze zaak ging het om een getrouwd stel dat in dienst was bij dezelfde werkgever. Beide hadden ze een auto van de zaak, de vrouw had een bijtelling voor haar auto, de man niet omdat hij beschikte over een ‘verklaring geen privégebruik auto’. Na het overlijden van zijn vrouw op 25 juli 2019 nam de man haar auto van de zaak over. De werkgever paste vanaf dat moment dan ook de bijtelling voor hem toe. Daar was de Belastingdienst het niet mee eens. De werkgever moest van de fiscus voor het hele jaar 2019 de bijtelling toepassen en legde een naheffingsaanslag op. De Belastingdienst wees ook het verzoek af van de man dat gelet op de bijzondere situatie die hem was overkomen, toe te staan dat hij vanaf 1 augustus 2019 bijtelling betaalde over auto vrouw die tot het overlijden van mijn vrouw aan haar ter beschikking gesteld was.

Hof: dubbele bijtelling terecht

De rechtbank vond deze dubbele bijtelling onterecht omdat deze in strijd was met het evenredigheidsbeginsel maar helaas voor de man ging het gerechtshof daar niet in mee. De rechter stelde wel de hoogte van de bijtelling naar beneden bij. De auto van de man stond van 1 januari 2019 tot en met 25 juli 2019 in gelijke verhouding aan beide echtgenoten ter beschikking dus 50% van 206 dagen = 103 dagen. Voor de periode van 26 juli 2019 tot en met 31 juli 2019 was deze geheel aan de man toe te rekenen. Het Hof verminderde daarom de naheffingsaanslag naar een voordeel van € 876. Maar het beroep van de inspecteur was toch gegrond, omdat de rechtbank het beroep op de hardheidsclausule had moeten afwijzen.

Opnieuw hardheidsclausule beoordelen

Het hof merkte wel op dat de staatssecretaris van Financiën het tot zijn verantwoordelijkheid zou hebben moeten rekenen dat hij bij de motivering van zijn beslissingen over de hardheidsclausule blijk had gegeven van toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Dan had een schrijnende situatie als in deze zaak mogelijk voorkomen kunnen worden. Het hof geeft hem daarom in overweging het beroep van de man op de hardheidsclausule opnieuw te beoordelen.
Gerechtshof Den Haag, 13 januari 2022, ECLI (verkort): 9