De Arbowet verplicht organisaties om de bedrijfshulpverlening te organiseren. Hiervoor moet hij één of meer werknemers aanwijzen als bedrijfshulpverlener. Hoeveel dat er moeten zijn, vertelt de wet niet. Dat hangt af van de risico’s.
In artikel 15 van de Arbowet staat dat elke werkgever zich ‘moet laten bijstaan door één of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners’. De bedrijfshulpverlening (bhv) is bedoeld om restrisico’s te beheersen. Deze risico’s kunnen niet worden weggenomen door maatregelen. Om te weten wat de restrisico’s zijn (V&A), moet eerst bekend zijn wat de ‘normale’ risico’s zijn. Die staan in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Risico’s verschillen uiteraard per organisatie (tool). In kantooromgevingen lopen de werknemers over het algemeen een lager risico dan in de zorg, de industrie of de bouw. Restrisico’s komen echter overal voor. In elke organisatie kan een bezoeker onwel worden, een brand ontstaan of iemand zich verstappen.
Hoe de werkgever de bedrijfshulpverlening heeft georganiseerd, moet in de RI&E worden beschreven. De werkgever heeft een algemene zorgplicht. Die zorgplicht geldt ook voor de situaties waarin de restrisico’s uitmonden in calamiteiten. In de RI&E moeten de volgende onderdelen voorkomen:
De Arbowet schrijft niet voor hoeveel bhv’ers een organisatie moet hebben. In de wet staat alleen ‘één of meerdere werknemers’. Er moet dus ten minste één bhv’er zijn. Of er meer nodig zijn en hoeveel hangt af van de grootte van de organisatie, het soort gebouw, de zelfredzaamheid van de gebruikers en van de risico’s die er spelen, bijvoorbeeld op brand (tool). Er moeten voldoende bedrijfshulpverleners opgeleid worden om bij incidenten in deze omstandigheden op te kunnen treden. Het schetsen van scenario’s die zich kunnen voordoen, helpt bij het bepalen van het aantal bhv’ers.