Bv's die te laat zijn met hun aangifte voor de vennootschapsbelasting (VPB) kunnen een flinke rekening aan belastingrente op hun bord krijgen. Het tarief is niet kinderachtig: 8%. Die rekening valt te voorkomen door vóór 1 mei om een voorlopige aanslag te vragen bij de Belastingdienst.
Het is een beetje jongleren met verschillende data als het om de aangifte VPB (tools) gaat. De hoofdregel is: als het boekjaar van een bv gelijk loopt met het kalenderjaar, moet de aangifte VPB vóór 1 juni binnen zijn bij de Belastingdienst. Dat is dus redelijk overzichtelijk, maar voor de berekening van belastingrente komen er andere data om de hoek kijken:
De fiscus rekent maar liefst 8% belastingrente over het bedrag dat een bv aan VPB moet betalen. De periode loopt van 1 juli tot zes weken na de dagtekening op de aanslag. Stel dat een bv een aanslag krijgt met dagtekening 2 augustus 2018, dan moet de bv belastingrente betalen over de periode tussen 1 juli en 13 september 2018 (want dat is zes weken na 2 augustus).
Het allerveiligst is dus om vóór 1 april de aangifte VPB in te dienen. Ondernemingen die over het voorgaande boekjaar VPB hebben moeten betalen ontvangen in het begin van het nieuwe jaar al een voorlopige aanslag van de Belastingdienst. Als de inkomsten redelijk overeenkomen moet aangifte doen voor 1 april ook wel lukken.
Maar stel dat een bv een veel beter jaar heeft gedraaid kan het aanvragen van een nadere voorlopige aanslag veel financieel leed voorkomen. En dat geldt natuurlijk ook als een bv geen voorlopige aanslag heeft ontvangen. Dat moet een bv dus vóór 1 mei geregeld hebben.
En dan nog blijft het opletten, zo blijkt uit een recente zaak voor de Hoge Raad. Daar liep een bv tegen een rekening voor belastingrente aan van € 15.509. En dat terwijl de bv tijdig een (nadere) voorlopige aanslag had aangevraagd. De inspecteur liet de bv op 28 juni via een elektronisch bericht weten dat de nadere voorlopige aanslag conform de gegevens was opgelegd. Maar de dagtekening op de feitelijke voorlopige aanslag werd 5 juli. Daardoor moest de bv belastingrente afrekenen over de periode tussen 1 juli en zes weken na de dagtekening, ofwel 16 augustus. De bv vond dat niet echt getuigen van behoorlijk bestuur, maar ook voor de Hoge Raad bleef die rekening staan.
Hoge Raad, 15 december 2017, ECLI (verkort): 3126