Bindingspremie vraagt om kritische blik OR

10 augustus 2018 | Door redactie

Het vervullen van vacatures is voor sommige organisaties een grote uitdaging. Zo kampt de zorgsector wat betreft bepaalde functies met grote schaarste en een personeelstekort. Dat leidt in de praktijk soms tot creatieve maatregelen die ook aandacht van de OR vragen.

Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) looft fikse premies uit aan werknemers die ‘schaarse functies’ bekleden. Zo krijgen werknemers in en rond operatiekamers een zogenoemde bindingspremie aangeboden van zo’n € 5.000 op voorwaarde dat ze nog minimaal drie jaar werkzaam blijven voor het UMCG. Vertrekt een werknemer binnen die drie jaar, dan moet hij de premie terugbetalen. Ook wil het medisch centrum werknemers extra salaris bieden voor overwerk. 

OR moet nog instemmen met bindingspremie

Het UMCG hoopt met deze bindingspremie het personeelstekort tegen te gaan. Het tekort aan onder meer specialistische verpleegkundigen, operatieassistenten en anesthesiemedewerkers leidde eerder al tot de sluiting van vier van de 29 operatiekamers en meerdere intensive care-bedden. De ondernemingsraad (OR) van het UMCG moet echter nog instemmen met deze regelingen. Dit instemmingrecht is geregeld in artikel 27, lid 1c van de Wet op de ondernemingsraden (WOR).

OR moet alternatieven voor bindingspremie onderzoeken 

Een OR die een instemmingsverzoek voor een maatregel als deze ontvangt, doet er goed aan om de achterban goed te peilen. Zo’n bindingsbonus kan een manier zijn om het personeelstekort te beperken, maar het kan ook tot scheve gezichten leiden bij overige werknemers. Een werknemer die geen ‘schaarse functie’ bekleedt, krijgt immers geen geld aangeboden voor zijn loyaliteit. Daarnaast kan het er ook toe leiden dat werknemers in dienst blijven om te voorkomen dat ze de premie moeten terugbetalen (extrinsieke motivatie) en niet langer intrinsiek gemotiveerd zijn om hun functie uit te oefenen. Dat kan een negatief effect hebben op hun functioneren en de kwaliteit van hun prestaties. Het is daarom van belang dat de OR ook goed nadenkt over eventuele alternatieven om het personeelstekort te beperken. De OR kan deze alternatieven via het initiatiefrecht (artikel 23, lid 3 WOR) presenteren aan de bestuurder.