Dga aansprakelijk na geklungel van accountant

12 juni 2015 | Door redactie

Heeft uw bv een BTW-schuld omdat uw accountant slordig is geweest? Dan draait u alsnog persoonlijk op voor het openstaande bedrag als u zelf het werk van uw accountant onvoldoende heeft gecontroleerd. Dit is zelfs het geval als u kunt bewijzen dat de schuld van een verkeerde of te lage aangifte bij uw accountant ligt.

In deze zaak draaide het om een dga wiens bv zich bezighield met vastgoedontwikkeling. De bv had een accountantskantoor in de arm genomen om de BTW-aangifte te verzorgen. In 2009 kwam het accountantskantoor erachter dat er over 2006 en 2007 te weinig BTW was aangegeven en betaald. De BTW was namelijk vermeld op de nota’s van afrekening van de notaris, maar dit was niet opgemerkt door een onervaren werknemer van het accountantskantoor. Namens de bv werden snel suppletieaangiften gedaan, maar werd ook tegelijk een melding van betalingsonmacht gedaan. Volgens de inspecteur was dit te laat, en de dga werd persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schuld.

Dga had accountant beter moeten controleren

De dga liet het er niet bij zitten. Tijdens de zaak was vast komen te staan dat het accountantskantoor schuldig was aan het ontstaan van de BTW-schuld door te lage aangiften te doen. De dga stelde dat hij zich liet bijstaan door een makelaar, een notaris en een accountant, en dat hij er vanuit mocht gaan dat ze voldoende deskundig waren. De ontstane schuld was dus niet aan hem of zijn bv te wijten. Toch oordeelde Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opmerkelijk genoeg, in zijn nadeel. Volgens de rechter had de dga zelf moeten zien dat de nota’s van de notaris niet klopten. De rechter rekende het de dga ook aan dat hij alles rondom de BTW-aangifte van de bv overliet aan de accountant zonder dat hij dit werk, naar het oordeel van de rechter, goed controleerde. Volgens de rechter had de dga hiermee lichtvaardig gehandeld en had hij de aangiftes BTW zelf beter moeten controleren. Hij kon dus voor de ontstane schuld aansprakelijk gesteld worden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 mei 2015, ECLI (verkort): 3508