Het wetsvoorstel om de bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens te regelen, wordt aangepast. Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid kiest nu voor de oplossing dat aanbieders van communicatiediensten alleen het IP-adres of telefoonnummer moeten vastleggen.
Tot 2014 had Nederland een bewaarplicht van telecommunicatiegegevens. Door een uitspraak van de rechter werd deze echter opgeheven. In 2016 kwam het kabinet daarom met een wetsvoorstel waarin de bewaarplicht op een andere manier geregeld werd. Een uitspraak van het Europese Hof van Justitie doorkruiste dit voorstel echter. Daarom heeft minister Grapperhaus nu een nieuwe versie van het voorstel ingediend, waarbij aanbieders van telecommunicatiediensten uitsluitend het IP-adres of het telefoonnummer van een gebruiker moeten vastleggen. Daardoor is alleen te zien wanneer iemand het netwerk gebruikte en zijn de onderlinge relaties tussen gebruikers niet één op één te herleiden. Dat kan pas als opsporingsdiensten de gegevens opvragen en combineren.
Het Europese Hof bepaalde in 2016 dat telecomgegevens gedurende een bepaalde periode mogen worden opgeslagen om de misdaad te bestrijden. Daarvoor mogen echter niet massaal gegevens van alle gebruikers worden opgeslagen, zoals oorspronkelijk het geval was. Volgens het Hof is dit strijdig met de privacy (tool), omdat door het combineren van informatie zoals locatiegegevens of onderlinge relaties een gedetailleerd beeld van personen kan ontstaan. In de oude bewaarplicht bedroeg de duur van de opslag een jaar voor telecomgegevens en een half jaar voor internetgegevens. Het wetsvoorstel geldt voor alle aanbieders van communicatiediensten.