Belasting gewoon betalen als zaak ‘onder de rechter’ is

26 oktober 2021 | Door redactie

Een belastingplichtige die het niet eens is met een aanslag kan bezwaar maken. Maar door het indienen van een bezwaarschrift is hij niet ineens van de belastingrekening verlost. De aanslag moet in eerste instantie gewoon betaald worden, of de zaak nu ‘onder de rechter’ is of niet, zo heeft het gerechtshof in Arnhem bevestigd.

Een bezwaarschrift (tool) indienen bij de Belastingdienst is een eerste stap om een aanslag aan te vechten. Als de inspecteur het bezwaar afwijst, kan de belastingplichtige nog in beroep gaan bij de rechter. In deze toolbox leest u uitgebreid over alle stappen in de bezwaar- en beroepsprocedure.

Kosten voor betekening dwangbevel

In dit geval ging het om een belastingplichtige die te weinig gemeentelijke heffingen had betaald. Ook na een aanmaning bleef de betaling uit. Daarom ging de invorderingsambtenaar uiteindelijk over tot dwanginvordering. Dat wil zeggen: de belastingplichtige krijgt een dwangbevel aan de broek, waarbij de gerechtsdeurwaarder beslag kan leggen als er niet betaald wordt.
Aan een dwangbevel zijn kosten verbonden, de kosten voor ‘betekening’. Tegen die kosten had de belastingplichtige bezwaar gemaakt, en toen dat werd afgewezen ook beroep ingesteld. Door de bezwaar- en beroepsprocedure zou de verplichting om de aanslag te betalen geschorst zijn, zo betoogde de belastingplichtige. En dus had de ambtenaar niet over mogen gaan tot dwanginvordering.

Geen uitstel van betaling, dus invordering mocht

Maar het gerechtshof in Arnhem dacht daar anders over. Na een afwijzing bij de rechtbank had de belastingplichtige weliswaar hoger beroep ingesteld. Maar dat de aanslag nog ‘onder de rechter’ was zorgde er niet voor dat de betalingsverplichting werd geschorst, zo oordeelde het hof. Het stond vast dat er te weinig belasting was betaald, en dat er geen uitstel van betaling was verleend. Dus mocht de ambtenaar wel degelijk de invordering starten en dus de betekeningskosten in rekening brengen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28 september 2021, ECLI (verkort): 9193