Een holding, die zelf ook een onderneming drijft, heeft geen recht op BTW-aftrek van de door haar ingekochte diensten waar ook de dochters van profiteren, als zij voor deze diensten geen vergoeding heeft ontvangen van haar dochters. Dit heeft het Europese Hof van Justitie onlangs aangegeven.
In deze zaak ging het om een holding die elektriciteitscentrales en optische vezelnetwerken verhuurde. Zij was ook verantwoordelijk voor het management van haar dochterondernemingen. Hiervoor kocht zij diensten in. De BTW op de kosten van deze diensten trok de holding af (tool). Zij bracht voor deze diensten (tool) geen vergoeding in rekening aan haar dochters. Ook werden de kosten niet doorberekend. De Belastingdienst weigerde echter de aftrek.
Volgens het Hof ging het hier niet om een economische activiteit, omdat de holding er geen vergoeding inclusief BTW voor in rekening had gebracht aan de dochters. De holding had dan ook geen recht op aftrek van voorbelasting op de kosten.
Hof van Justitie, 12 januari 2017, nr. C-28/16