Geen suppletieboete bij opname BTW-schulden in aangifte VPB

3 april 2023 | Door redactie

Als de onbetaalde BTW-schulden zijn meegenomen in de VPB-aangifte en er pas later suppletieaangifte wordt gedaan voor deze schulden mag de Belastingdienst geen vergrijpboete opleggen aan de belastingplichtige. Deze heeft namelijk aan de informatieverplichting voldaan door de schulden in de VPB-aangifte mee te nemen. Dit heeft de Hoge Raad aangegeven.

In de Wet op de omzetbelasting is opgenomen dat als een BTW-belastingplichtige constateert dat hij een aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan waardoor er te veel of te weinig BTW is betaald, hij gehouden is bij wijze van suppletie de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken. Een suppletieaangifte (infographic) komt dus pas aan de orde op het moment dat geconstateerd is dat er een onjuiste aangifte BTW is gedaan. Vaak zal dit voor het eerst plaatsvinden bij het opmaken van de jaarrekening. In onderstaande zaak ging het om de vraag of de bv door het opnemen van de BTW-schulden in de VPB-aangifte aan haar informatieverplichting had voldaan.

Boete van 50% voor niet voldoen aan informatieverplichting

Een fiscale eenheid voor de BTW diende in juli en december van 2016 de aangiften VPB over 2014 en 2015 in. Hieruit bleek dat er op de balansen BTW-schulden stonden van in totaal € 216.921. De Belastingdienst komt in 2018 voor een boekenonderzoek langs. Na dit onderzoek diende de fiscale eenheid suppletieaangiften in voor de te weinig afgedragen BTW. De Belastingdienst legde daarop een naheffingsaanslag met vergrijpboete van 50% op omdat er niet aan de informatieverplichting was voldaan. Met de boete was de fiscale eenheid het niet eens. Hof Den Haag vernietigde de boete omdat de eenheid wel voldaan had aan haar informatieverplichting omdat de schulden waren opgenomen in de VPB-aangifte.

Pleitbaar standpunt fiscale eenheid

De staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak omdat hij vond dat er niet aan de informatieverplichting was voldaan door achteraf te verwijzen naar de VPB-aangiften of jaarrekeningen. De Hoge Raad gaf aan dat deze formele benadering op zich klopte maar dat de fiscale eenheid in materiële zin wel een pleitbaar standpunt had. Daarom concludeerde ons hoogste rechtsorgaan dat het standpunt van het Hof correct was. Er was aan de informatieverplichting voldaan omdat de BTW-schulden in de VPB-aangifte waren opgenomen. De boete ging van tafel.
Hoge Raad, 31 maart 2023, ECLI (verkort): 491

Bijlagen bij dit bericht