Afhankelijk van de verhouding tussen het privégebruik en het zakelijk gebruik kunt u de BTW op een investering aftrekken. Blijkt aan het einde van het eerst jaar dat het werkelijk gebruik afwijkt dan moet u dit corrigeren. Volgens de Hoge Raad hoeft het verschil hiervoor niet 10% of meer te zijn.
Koopt u een onroerende zaak dan brengt u de BTW op het moment van eerste ingebruikname in aftrek. Hierbij kijkt u naar de verhouding tussen het privégebruik en het zakelijk gebruik. U moet deze aftrek van BTW herzien aan het einde van het eerste jaar en in de negen volgende jaren. Is het verschil met het werkelijk gebruik minder dan 10% dan hoeft u de BTW niet te herzien. De Hoge Raad maakt hier nu toch een uitzondering op. In deze zaak ging het om een gemeente die een kunstencentrum exploiteerde. De gemeente had 48% van de totale BTW in aftrek gebracht. De inspecteur berekende de aftrekbare BTW aan het eind van het jaar op 45% en legde een naheffingsaanslag op van € 25.714.
Het gerechtshof in Den Haag gaf aan dat herrekening aan het einde van het jaar niet nodig was, omdat het verschil tussen de voor aftrek in aanmerking komende BTW en de in aftrek gebrachte BTW minder was dan 10%. De inspecteur stelde cassatie in tegen deze beslissing. De Hoge Raad vond echter dat de grens van 10% geen rol speelde bij de herrekening van de aftrek in het eerste jaar, maar alleen bij de herziening in de negen volgende jaren. Het was dus toegestaan dat de inspecteur een naheffingsaanslag oplegde voor de 3% te weinig afgedragen BTW.
Hoge Raad, 7 december 2012, LJN: BU8847