Als de Belastingdienst een ondernemer onder voorbehoud aanmerkt als BTW-ondernemer, mag de fiscus op dit besluit terugkomen als blijkt dat de ondernemer niet aan de voorwaarden voor het BTW-ondernemerschap heeft voldaan. Aan een voorlopige beoordeling kan de ondernemer geen vertrouwen ontlenen. Dit heeft Hof Arnhem-Leeuwarden onlangs bepaald.
In deze zaak merkte een directeur-grootaandeelhouder (dga) zijn nieuwbouwwoning als ondernemingsvermogen aan. Hij wilde een deel van het huis gebruiken voor werkzaamheden van de bv. Ook was hij van plan om de woning te verhuren aan de bv. Hij had een verzoek ingediend bij de fiscus om zich aan te laten merken als ondernemer (tool) voor de BTW (tool). De fiscus ging hier voorlopig mee akkoord. Vervolgens verzocht de dga om een teruggaaf van voorbelasting (tool). Hij ontving deze op dat moment ook terug.
Na controle van de Belastingdienst moest de dga de voorbelasting echter terugbetalen. Hij was het hier niet mee eens en deed een beroep op opgewekt vertrouwen door de fiscus. Hij vond dat hij op de goedkeuring, dat hij ondernemer voor de BTW was, van de Belastingdienst mocht vertrouwen. Hij stapte naar de rechter. Rechtbank Noord-Nederland en Hof Arnhem-Leeuwarden waren het eens met de fiscus. Volgens de beide rechters had de dga geen economische activiteiten ontwikkeld en kon hij niet bewijzen dat hij de woning verhuurde aan de bv. De Belastingdienst mocht terecht terugkomen op de goedkeuring voor het BTW-ondernemerschap als hij daarbij een voorbehoud had gemaakt. Het hof vond dat er geen sprake was van opgewekt vertrouwen. De naheffingsaanslag was dus terecht opgelegd.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18 mei 2016, ECLI (verkort): 3821