Niet zomaar COR in plaats van GOR instellen

29 januari 2016 | Door redactie

Besluit de werkgever dat er in de organisatie een verandering moet komen van de medezeggenschapsstructuur, dan hoeft de ondernemingsraad (OR) hiermee niet zomaar in te stemmen. De keuze voor een centrale OR of een of een groeps-OR moet namelijk vooral zorgen voor een goede toepassing van de wet. Dat blijkt uit een recente rechtszaak.

Maakt uw organisatie deel uitvan een concern, dan kan naast de OR ook een centrale ondernemingsraad (COR) of groepsondernemingsraad (GOR) worden ingesteld op concernniveau. De COR is een overkoepelend orgaan van alle bestaande OR’en van het concern en de GOR is een overkoepelend medezeggenschapsorgaan voor een subgroep van OR’en binnen het concern. Het criterium voor het instellen van een COR (tool) of een GOR is dat het moet zorgen voor een goede toepassing van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) ten aanzien van alle OR’en.

Wijziging van medezeggenschapsstructuur

Het ging in deze zaak om een werkgever met een eigen ondernemingsraad die deel was gaan uitmaken van een groep ondernemingen (hierna: De Groep). De overkoepelende onderneming wijzigde de medezeggenschapsstructuur, waarbij onder andere een nieuwe COR was ingesteld die de bestaande GOR zou gaan vervangen. De OR van De Groep adviseerde negatief over het besluit om de COR in te stellen nu dit niet zou bijdragen aan een goede toepassing van de WOR en de zetelverdeling niet in overeenstemming met de WOR zou zijn.

Goede toepassing van de WOR

De partijen wendden zich – nadat zij bij de kantonrechter waren geweest – tot het hof. Het hof oordeelde dat het instellen van een COR in plaats van de bestaande – goed functionerende – medezeggenschapsstructuur met een GOR en individuele OR’en niet bevorderlijk was voor een goede toepassing van de WOR. De COR zou dan taken moeten uitoefenen die door de bestaande medezeggenschap niet of niet effectief genoeg konden worden vervuld. Het hof was er niet van overtuigd dat dat zou lukken.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 16 juli 2015, ECLI (verkort): 2717