Vier opties voor hervorming regels concurrentiebeding

10 maart 2022 | Door redactie

Vorig jaar bleek dat het concurrentiebeding door veel werkgevers om een onjuiste reden gebruikt wordt. Om oneigenlijk gebruik tegen te gaan, is minister van Gennip van SZW van plan om de wettelijke regels voor het concurrentiebeding aan te passen.

Vorig jaar bracht (toenmalig) minister Koolmees van SZW een onderzoek naar buiten waaruit bleek dat werkgevers het concurrentiebeding vooral gebruiken om moeilijk vervangbare werknemers te behouden, wat leidt tot een te grote beperking van de vrijheid van werknemers op de arbeidsmarkt. Op basis van onder meer het onderzoeksrapport en de aanbevelingen van de commissie-Borstlap én in overleg met de sociale partners, zijn er vier beleidsopties uitgewerkt voor nieuwe wettelijke regels voor het concurrentiebeding.

Concurrentiebeding alleen bij zwaarwegend bedrijfsbelang

De minister heeft de volgende vier opties op een rij gezet:

  • Optie 1: Het concurrentiebeding geldt maximaal één jaar na uitdiensttreding. De werkgever moet een geografische reikwijdte van het beding opnemen en dit onderbouwen. Ook kan hij alleen een beroep doen op het concurrentiebeding als het initiatief voor het ontslag bij de werknemer ligt. Daarnaast vervalt het concurrentiebeding bij een faillissement van de werkgever en bij ontslag van de werknemer in zijn proeftijd. Tot slot moet de werkgever de werknemer tijdig informeren over het wel of niet inroepen van het beding, zodat de werknemer hier voor zijn overstap rekening mee kan houden.
  • Optie 2: Alle elementen van optie 1. Daarnaast moet de werkgever, als hij het concurrentiebeding inroept, een vergoeding betalen aan de werknemer. Ook is het een optie de werkgever vooraf een vergoeding te laten betalen, zodat hij een betere afweging maakt voor welke werknemer een concurrentiebeding echt noodzakelijk is.
  • Optie 3: Alle elementen van optie 1. Extra in deze optie is dat de werkgever bij alle soorten arbeidsovereenkomsten alleen een beroep mag doen op het beding als er een zwaarwegend bedrijfsbelang is. Dit belang moet de werkgever bij het aangaan van het beding motiveren, zoals nu ook al moet bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
  • Optie 4: Alle elementen van optie 1, de verplichte vergoedingen van optie 2 en de eis van een zwaarwegend bedrijfsbelang van optie 3.

Ook bij de werkgeversverenigingen en vakbonden is er draagvlak voor aanpassing van het concurrentiebeding, hoewel de meningen over de beleidsopties nog verschillen. In het voorjaar vinden er vervolggesprekken plaats over de uitwerking van een mogelijk wetsvoorstel, waarna in de zomer een update over het proces aan de Tweede Kamer volgt.