Een organisatie die vertrouwt op een deskundige belastingadviseur voor het correct invullen van de aangifte, hoeft zich niet zelf te verdiepen in alle fiscale regels. Ook niet als het om 'betrekkelijk eenvoudige' voorwaarden gaat. Een boete kan dus niet opgelegd worden.
Dat oordeelde de Hoge Raad in een recent arrest. Normaliter moeten belastingplichtigen zich verdiepen in de belastingregels, om zo te voorkomen dat zij fouten maken. Maar als de belastingplichtige een adviseur in de arm neemt die – volgens de omschrijving van de Hoge Raad – ‘hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen’ vervalt die eis.
De Hoge Raad had dit uitgangspunt al neergelegd in een arrest uit 2009, en bevestigde dat dus in dit arrest. Het ging in deze zaak om een stichting die in opdracht van een gemeente vier jaar lang een traject had uitgevoerd om langdurige werklozen aan de slag te helpen.
Voor die werklozen had de stichting bij de loonaangifte (tools) een afdrachtvermindering toegepast, omdat dit traject de langdurig werklozen zou helpen bij het behalen van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt (deze regeling is inmiddels vervangen door de subsidieregeling praktijkleren (tools)). Die aangifte verliep via een advieskantoor. De stichting gaf de namen van de werklozen waarvoor de afdrachtvermindering moest gelden door en het kantoor voerde die in. Bij een inspectie bleek echter dat de stichting helemaal geen recht had op die afdrachtvermindering. Er volgde een naheffing plus boetes van dik € 140.000.
Het gerechtshof in Den Haag oordeelde eerder dat de stichting zelf schuldig was aan de te weinig betaalde belasting. Het ging hier immers niet om ingewikkelde belastingregelingen, maar om ‘betrekkelijk eenvoudige voorwaarden’, en de stichting had niet eens de moeite genomen om die door te nemen. Maar de Hoge Raad ging daar dus niet in mee. Ook bij deze eenvoudige voorwaarden gold dat als er een deskundige adviseur betrokken was, de belastingplichtige erop mocht vertrouwen dat die adviseur alles netjes regelde. De boete zou dus moeten vervallen.
Niettemin oordeelde ook de Hoge Raad dat de stichting geen recht had op de afdrachtvermindering omdat er niet aan de voorwaarden werd voldaan. De belasting moest dus wel betaald worden.
Hoge Raad, 3 februari 2017, ECLI (verkort): 127