De verlengde navorderingstermijn van 12 jaar is niet van toepassing bij de overboeking van verzwegen Nederlandse omzet naar een buitenlandse rekening. Er is dan geen sprake van in het buitenland ontstane inkomensbestanddelen. Dit heeft Rechtbank Den Haag onlangs geoordeeld.
In deze zaak had de Belastingdienst in 2015 een navorderingsaanslag (tool) opgelegd aan de vennoten van een vennootschap onder firma omdat zij in 2005 box 1-inkomen verzwegen hadden. Een deel van de winst van dat jaar hadden ze namelijk doorgesluisd naar een buitenlandse bankrekening waarvan ze het saldo nooit hadden opgegeven in hun aangifte. In 2014 waren ze tot inkeer gekomen en hadden met de fiscus een vaststellingsovereenkomst over de afdracht in box 3 afgesloten. Voor het jaar 2005 corrigeerde de fiscus daarnaast echter ook het box 1-inkomen met € 30.000 vanwege een storting in contanten op de rekening. Dit was volgens de Belastingdienst verzwegen omzet en hij beriep zich hierbij op de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar. De vennoten waren het hier echter niet mee eens en gingen naar de rechter (tool).
Volgens de rechter kon de Belastingdienst de navorderingstermijn alleen verlengen tot 12 jaar als het ging om een in het buitenland gehouden vermogensbestanddeel of aldaar ontstaan inkomensbestanddeel. De rechter vond dat hier geen sprake van was. Een verlenging van de navorderingstermijn van vijf jaar naar 12 jaar was in dit geval niet toegestaan omdat aan de ontvangst van de gelden slechts een binnen Nederland plaatsgevonden gedraging ten grondslag lag. De rechter vernietigde de navorderingsaanslag voor box 1.
Rechtbank Den Haag, 12 juli 2016, ECLI (verkort): 10749