HIR niet gebruiken voor andere onderneming

18 juni 2015 | Door redactie

Heeft uw bv een herinvesteringsreserve? Dan mag u deze niet voor een andere onderneming inzetten die andersoortige activiteiten ontplooit, ook al bent u zelf betrokken bij die andere onderneming. Dit heeft Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bepaald.

Het draaide in deze zaak om een ondernemer die een landbouwonderneming had. Door overheidsingrijpen moest hij in 2007 zijn landbouwgrond verkopen, maar hij zette zijn agrarische onderneming gewoon voort. Van de boekwinst vormde hij een herinvesteringsreserve (HIR). In 2010 kocht de ondernemer het strandpaviljoen van zijn zoon en deed vervolgens investeringen in de inboedel van het paviljoen. Het geld hiervoor kwam uit de HIR en hij rekende zelf de investeringen tot het vermogen van zijn landbouwbedrijf. De inspecteur rekende de investeringen echter tot het vermogen van het paviljoen. Hierdoor was de HIR niet gerealiseerd en kreeg de ondernemer een flinke naheffingsaanslag voor de kiezen.

Ondernemingen zijn niet hetzelfde

De ondernemer stapte hierop naar de rechter. Hij vond dat hij de HIR aan mocht wenden voor de investeringen in het strandpaviljoen, aangezien hij zelf gewoon meewerkte in het paviljoen. Volgens de inspecteur waren de landbouwonderneming en het strandpaviljoen twee totaal verschillende activiteiten, en er waren bovendien geen onderlinge leveringen tussen beide ondernemingen. De rechter stelde de inspecteur in het gelijk. De investeringen in de strandtent konden niet worden toegerekend aan het vermogen van de boerderij. Dit betekende ook dat de investeringen niet afgeboekt konden worden van de HIR van de landbouwonderneming.

Meer vrijheid door overheidsingrijpen

De ondernemer voerde nog aan dat een HIR gevormd onder druk van overheidsingrijpen niet per se gebruikt hoeft te worden voor een herinvestering in een vergelijkbaar bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie. Maar volgens het gerechtshof betekende dit nog niet dat de HIR gebruikt mocht worden voor een investering buiten de onderneming. De regels voor het vormen van een HIR gelden namelijk per onderneming, niet per ondernemer. De HIR had binnen de landbouwonderneming gebruikt moeten worden. De inspecteur werd dus in het gelijk gesteld.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 24 april 2015, ECLI (verkort): 1516