Overeenkomst eindigt niet met creditfactuur

11 juni 2015 | Door redactie

U kunt in aanmerking komen voor een teruggave van al betaalde BTW als uw klant de factuur (gedeeltelijk) niet betaalt. Om in aanmerking te komen voor deze teruggave moet het zeker zijn dat de klant uw rekening in de toekomst niet zal betalen. Dit moet u aannemelijk kunnen maken. Uit een recent arrest van de Hoge Raad blijkt dat u hier niet in zult slagen als u alleen een creditfactuur met een bijbehorende begeleidende brief verstuurt.

In deze zaak ging het om een geschil tussen een bv en de inspecteur van de Belastingdienst. De bv in kwestie (hierna: A) was in april 2006 met een andere bv (hierna: B) overeengekomen dat B tegen betaling van een bedrag van € 18.000.000 (exclusief BTW) gebruik mocht maken van een merknaam van A. Dit bedrag moest B in zes jaarlijkse termijnen betalen. Op 30 maart 2006 bracht A € 21.420.000 in rekening (€ 18.000.000 + € 3.420.000 BTW) bij B. Van dit bedrag werd € 11.000.000 niet betaald. A wilde de overeenkomst daarom beëindigen en het reeds afgedragen BTW-bedrag terugontvangen. Om dit te realiseren verstuurde A een creditfactuur voor een bedrag van € 6.500.000, vermeerderd met een bedrag van € 1.037.815,13 aan BTW. Hierover ontstond een geschil met de fiscus.

Het moet aannemelijk zijn dat de klant niet zal betalen

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelde dat A niet in aanmerking kwam voor een teruggave, omdat zij niet aannemelijk kon maken dat de overeenkomst in het vierde kwartaal van 2008 rechtsgeldig was beëindigd en dat er sprake was van een prijsvermindering. Uit het uitreiken van de creditfactuur kon volgens het hof niet automatisch volgen dat de overeenkomst eindigde.
De Hoge Raad vond het in deze zaak niet passend om de teruggave van BTW te weigeren. Het is volgens de Hoge Raad niet vereist dat de overeenkomst is ontbonden of beëindigd. De ondernemer moet in zo’n situatie aannemelijk kunnen maken dat de klant niet heeft betaald en dit in de toekomst naar verwachting ook niet zal doen. A had in deze zaak in de begeleidende brief aangegeven dat zij de overeenkomst wilde stopzetten. Of aannemelijk was dat de klant niet kon betalen, was volgens de Hoge Raad niet duidelijk. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het hof. Dat moet onderzoeken of uit de ingebrachte stukken blijkt dat A waarschijnlijk geen betaling meer zou ontvangen. Vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek gaf de Hoge Raad alvast aan dat een creditfactuur met begeleidende brief niet voldoende is.
Hoge Raad, 29 mei 2015, ECLI (verkort): 1357