Toch een vergrijpboete op te leggen bij spontane aangifte
De Hoge Raad heeft aangegeven dat de Belastingdienst ook een vergrijpboete kan opleggen als de belastingplichtige niet of niet correct is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting (IB) te doen.
De Belastingdienst kan een vergrijpboete opleggen als een belastingplichtige opzettelijk geen aangifte of een onjuiste of onvolledige aangifte indient. Er kan ook een vergrijpboete worden opgelegd bij een navorderingsaanslag. De Belastingdienst mag alleen een vergrijpboete opleggen als bewezen sprake is van opzet (willens en wetens handelen) of grove schuld (voorwaardelijke opzet, lichtvaardig of slordig handelen). In onderstaande zaak ging het om een vergrijpboete bij een navorderingsaanslag.
Geen uitnodiging tot doen van aangifte
In deze zaak ging het om een Pool die werkte als zorgverlener in Nederland. In 2020 verstrekte de bank op verzoek van de fiscus de financiële gegevens van de Pool over de afgelopen vijf jaar. Uit deze gegevens bleek volgens de inspecteur dat de Pool niet al zijn inkomsten had aangegeven. Hij legde daarom voor de IB navorderingsaanslagen met 50% vergrijpboetes op. De Pool was het niet eens met de boetes omdat hij geen uitnodiging tot het doen van de aangifte had ontvangen, zodat de bewijslast niet kon worden omgekeerd. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde in hoger beroep dat de inspecteur voldoende bewezen had dat de Pool niet alle inkomsten had aangegeven, maar niet dat hij was uitgenodigd om de aangifte IB te doen. De boetes moesten daarom vernietigd worden. Daar was de fiscus het niet mee eens en de staatssecretaris ging daarom in cassatie.
Wel een vergrijpboete op te leggen
De Hoge Raad vond echter dat er wel een vergrijpboete kon worden opgelegd als de belastingplichtige niet of niet correct is uitgenodigd om aangifte te doen, en ook als de inspecteur de belastingplichtige – na een correcte uitnodiging tot het doen van aangifte en het verstrijken van de daarbij gestelde termijn – niet heeft aangemaand om de aangifte alsnog binnen een bepaalde termijn te doen. De boetes bleven dus in stand.
Hoge Raad, 10 oktober 2025, ECLI (verkort): 1500