Dga soms recht op WW na ontslag

2 september 2011 | Door redactie

Bent u als directeur-grootaandeelhouder (dga) ontslagen, dan heeft u in sommige gevallen recht op een WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep was het onlangs niet eens met de beslissing van het UWV om een dga na zijn ontslag door faillissement voor slechts drie maanden een WW-uitkering toe te kennen. In hoger beroep stelde de raad dat hij recht had op twintig maanden WW.

Normaal gesproken betaalt een dga geen premies werknemersverzekeringen, die zijn voor de Ziektewet (ZW), de Werkeloosheidswet (WW) en de Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WAO/WIA). U hoeft dit pas te betalen als er sprake is van een dienstbetrekking en een gezagsverhouding, zoals tussen een werkgever en een ‘normale’ werknemer. Werknemers moeten daarom altijd deze premies betalen. Maar u bent vaak uw eigen werkgever. Als u bijvoorbeeld meer dan de helft van de aandelen bezit en niet ontslagen kunt worden zonder uw eigen medewerking, bent u niet verplicht om de premies voor onder andere de WW te betalen. Zijn er meerdere aandeelhouders, dan kan degene met het kleinste pakket aan aandelen toch verplicht worden om premies werknemersverzekeringen te betalen, omdat hij volgens de fiscus onder gezag staat van de bv en de andere aandeelhouders.

Feiten zijn bepalend

De Centrale Raad van Beroep bepaalde onlangs dat een meerderheid van de aandelen niet altijd betekent dat er geen sprake kan zijn van een gezagsverhouding. Zo was een dga sinds 2002 algemeen directeur. Hij had 64% van de aandelen in handen. Later wijzigde dat naar 51% en in september 2006 werd hij geschorst. Toen het bedrijf in 2008 failliet ging, werd hij ontslagen en vroeg hij een WW-uitkering aan. In eerste instantie kende het UWV hem drie maanden uitkering toe, omdat hij sinds 2006 geschorst was en dus pas vanaf toen verzekeringsplichtig werd voor de WW. Maar de dga was al langere tijd alleen op papier de algemeen directeur. Hij kon aantonen dat hij ondergeschikt was aan de andere aandeelhouders, zelfs vóór zijn schorsing, omdat hij de toestemming nodig had van de overige aandeelhouders bij elke financiële beslissing. Met deze feiten kon hij aantonen dat zijn positie anders was dan de formele positie. Daarop oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat de dga recht had op twintig maanden WW-uitkering.
Centrale Raad van Beroep, 10 augustus 2011, nr. 10/4806 (Word)