Als een directeur-grootaandeelhouder (dga) kan aantonen dat zijn hond op naam van zijn bv staat, hoeft hij geen hondenbelasting te betalen. Dat hij namens zijn bv zorgt voor de hond, is hierbij niet van belang, zo oordeelde Gerechtshof Den Haag in een onlangs gepubliceerde uitspraak.
Een dga ging in deze zaak in beroep tegen een aanslag hondenbelasting 2014 van € 71 die hij kreeg voor het hebben van een Dwergschnauzer. De dga stelde echter dat hij de hond op 14 januari 2014 had verkocht aan zijn eigen bv, en dat hij daarom geen hondenbelasting hoefde te betalen. De gemeente was echter onverbiddelijk, waarop de dga naar de rechter stapte (tool). Daar voerde de dga in eerste instantie zelfs aan dat hondenbelasting in strijd was met het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens, maar zover wilde de rechter niet gaan.
De rechter was het echter wel met de dga eens dat de hond niet op zijn naam, maar op naam van zijn bv (tool) stond. Hierbij speelde het onderscheid tussen eigendom en houderschap nog een rol. De verkoopovereenkomst tussen de dga en zijn bv droeg niet alleen het eigendom van de hond over, maar ook het houderschap. Met houderschap wordt gedoeld op de feitelijke macht over een goed (in dit geval de hond). De heffingsambtenaar kon niet hardmaken dat dit houderschap bij de dga was blijven liggen. In de verkoopovereenkomst was aangegeven dat de bv de hond zou verzorgen en daarbij de adviezen van de dga in acht zou nemen. Volgens de rechter vloeide hier geen houderschap uit voort. De aanslag hondenbelasting werd dus vernietigd.
Gerechtshof Den Haag, 7 september 2015, ECLI (verkort): 2613