Een directeur-grootaandeelhouder (dga) kan geld lenen van zijn bv, maar zo’n lening moet dan wel zakelijke voorwaarden hebben. Anders gaat de belastingteller lopen. Een dga die geld leende uit zijn stamrecht-bv kreeg bij de rechter het deksel op zijn neus.
In dit geval draaide het om een man die van zijn vorige werkgever een ontslagvergoeding kreeg van € 130.000. Dat geld stortte hij in een stamrecht-bv, waarvan hij zelf de dga werd. Eind september 2011 werd er een stamrechtovereenkomst opgesteld, met daarin de afspraak dat het geld vanaf 2024 in delen zou worden uitbetaald.
Maar de dga had kennelijk al eerder geld nodig, en in oktober 2011 leende hij voor in totaal € 130.000 van de stamrecht-bv. Daarvoor stelde hij keurig een leningsovereenkomst (tool) op, met afspraken over de rente en de termijnen. Ook gaf hij de hypotheek op zijn huis als onderpand voor de lening. Het idee was dus om het geld weer aan te vullen, zodat er in 2024 weer genoeg in kas zou zitten om de uitkeringen te laten beginnen.
De inspecteur zag het echter wat anders: dit was geen lening maar afkoop. De stamrechtovereenkomst was eind september gesloten, maar begin oktober had de dga al het geld al geleend. In feite kon de dga dus per direct over het geld beschikken, vond de inspecteur. Daarmee was het stamrecht afgekocht en werd het dus per direct aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. En daarover had de dga loonheffingen moeten betalen. Nu dat niet was gebeurd, kreeg de dga een naheffingsaanslag om zijn oren.
De dga probeerde de rechter ervan te overtuigen dat er sprake was van een zakelijke lening (tool) van de stamrecht-bv aan hemzelf, maar dat lukte niet. Een lening is alleen zakelijk als een onafhankelijke derde het geld voor dezelfde voorwaarden had geleend. In de regel moet er een aflossingsschema zijn, er moeten afspraken zijn over de rente en er moeten voldoende zekerheden zijn. Vooral op dat laatste punt ging het mis, aldus de rechtbank.
Het huis dat als onderpand diende voor de lening bood namelijk niet echt zekerheid, stelde de rechtbank. De hypotheek op het huis was namelijk veel hoger dan de waarde van het huis. De dga had ook niet aannemelijk gemaakt dat hij privé nog genoeg geld had om borg te staan voor de lening, vond de rechtbank.
Vanwege de korte tijd tussen de storting in de stamrecht-bv en de lening was de rechtbank het met de inspecteur eens dat er sprake was van afkoop. En dat de dga dus loonbelasting had moeten aftikken. De naheffingsaanslag bleef daardoor in stand.
Rechtbank Noord-Holland, 13 februari 2018, ECLI (verkort): 1014