U staat achter GroenLinks? Geen baan voor u!

11 augustus 2017 | Door redactie

Een werkgever mag een sollicitant niet afwijzen omdat hij een bepaalde politieke voorkeur heeft. Hiervoor tikte het College voor de Rechten van de Mens onlangs een organisatie op de vingers.

De gelijkebehandelingswetgeving verbiedt een werkgever om bij de werving en selectie van een nieuwe werknemer een onderscheid te maken op basis van een politieke voorkeur. In een recente zaak moest het College voor de Rechten van de Mens beoordelen of een werkgever dit verboden onderscheid had gemaakt. De werkgever had een sollicitant afgewezen voor de functie van bedrijfsjurist. In het cv van de sollicitant stond dat hij als bestuurslid actief was voor GroenLinks. Op die nevenactiviteit zat de werkgever niet te wachten.

Politieke voorkeur zou tot te veel discussies leiden

In een e-mail aan het uitzendbureau – dat de sollicitant had aangedragen – gaf de werkgever aan te verwachten dat de sollicitant erg veel tijd kwijt zou zijn aan de politieke nevenactiviteit. Als de werkgever de sollicitant zou aannemen, zou hij die tijd hard nodig hebben voor opleidingen. Bovendien stipte de werkgever in de e-mail expliciet aan dat hij vermoedde dat gezien de politieke voorkeur van de sollicitant er vaak discussies over het werk zouden ontstaan tussen hem en zijn naaste collega. Die bedrijfsjurist hield er blijkbaar een duidelijk andere politieke voorkeur op na.

Werkgever legt verantwoordelijkheid bij werknemer

Het College oordeelde dat de werkgever in de e-mail de sollicitant duidelijk had afgewezen op basis van zijn politieke overtuiging. Er was sprake van een direct verboden onderscheid, zonder dat hiervoor een wettelijke uitzondering gold (tool). Het verweer van de werkgever dat de e-mail was verstuurd door een werknemer die daarvoor geen toestemming van de werkgever had gekregen, deed daar niet aan af. Ook het verweer dat een werknemer in deze functie geen politieke voorkeur mocht uitdragen werkte niet; de wet beschermt het uitdragen van een politieke overtuiging juist.
College voor de Rechten van de Mens, 11 juli 2017, oordeelnummer: 2017-89