Het kabinet heeft de begroting voor komend jaar rond, en naar verluidt staat de veelbesproken afschaffing van de dividendbelasting nog steeds overeind. Alleen gaat dat mogelijk ten koste van eerder aangekondigde belastingvoordelen voor het bedrijfsleven.
De coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie hebben een akkoord bereikt over de begroting voor het komend jaar. Pas op Prinsjesdag komen alle details en de plussen en minnen naar buiten, maar volgens diverse mediaberichten zet het kabinet het afvoeren van de dividendbelasting toch door. Die zou dan per 2020 verdwijnen.
Nu houden ondernemingen nog 15% dividendbelasting in over de winst die zij uitkeren. De ontvanger van het dividend kan de betaalde belasting vervolgens weer verrekenen in de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting (VPB).
Het afschaffen van de dividendbelasting was een van de heikelste punten in het begrotingsoverleg. Niet alleen omdat een deel van de partijen de noodzaak van die maatregel niet echt zag, maar zeker ook omdat uit nieuwe berekeningen bleek dat de afschaffing nog eens pakweg een half miljard meer kost dan gedacht. Dat gat moest dus ergens anders in de begroting gedicht worden.
Voor een deel draait het bedrijfsleven op voor die rekening. Volgens diverse berichten zou het hoge tarief in de VPB namelijk minder hard dalen dan eerder was beloofd. Voor winsten boven de € 200.000 zou het tarief de komende jaren dalen van de huidige 25% naar 21%. Maar dat zou nu eerder rond de 22% worden. Het lage tarief zou wel volgens planning dalen van 21% naar 16%.
Daarnaast zou het kabinet een deel van het geld bij industriële grootverbruikers van energie halen, via een hogere belasting. Ook de banken worden extra aangeslagen. Daarnaast is er nog de opbrengst van het schrappen van de renteaftrek op zogenoemde coco’s. Dat zijn obligaties die banken uitgeven om hun buffers op te hogen. De opbrengst van deze maatregel zou ook deels in het dividendbelasting-gat gaan.