Flexkrachten lopen meer gezondheidsrisico’s dan werknemers met een vast contract. Vooral jongere uitzendkrachten en oproepkrachten maken kans te blijven hangen in flexibel werk met weinig autonomie. Het risico van uitval neemt dan toe.
Werkgevers maken steeds meer gebruik van flexibele arbeidskrachten. Hierdoor ontstaan nieuwe arbeidsrisico’s, vooral voor jonge uitzendkrachten en oproepkrachten. Die hebben vaker te maken met fysieke arbeidsbelasting (tool) en psychosociale arbeidsbelasting (PSA) dan werknemers met een vast of tijdelijk contract. Ze doen werk met minder uitdaging, minder autonomie, weinig perspectief en hebben minder baan- en inkomenszekerheid. Toch moeten ze wel kunnen doorwerken tot hun 70e.
Het grootste gevaar is dat deze groep blijft hangen in flexibel werk en dus langdurig met deze negatieve aspecten van het werk te maken heeft. Dat vergroot het risico van uitval door burn-out en depressie. Werkgevers moeten meer doen aan preventie om te voorkomen dat deze groep werknemers uitvalt. Ook moeten zij maatregelen nemen om de duurzame inzetbaarheid te vergroten. Dat kan door in het arbobeleid (tool) aandacht te besteden aan deze kwetsbare groepen.
Organisaties die veel gebruik maken van flexkrachten kunnen samen met de ondernemingsraad (OR) voorlichting geven. Die heeft instemmingsrecht op het arbobeleid. Laat werknemers bijvoorbeeld de Werkscan invullen, een online vragenlijst over werk, werkplezier en loopbaanplanning. Hiermee krijgen werknemerszicht op hun eigen werkbelasting en werkvermogen. Schakel eventueel een arbeidsdeskundige (tool) in om de belastbaarheid in kaart te brengen.