Nu het jaar op zijn eind loopt, is er van alles af te ronden voor 2024 en op te starten voor het komende jaar. Hieronder vindt u veel tips met fiscale, administratieve en personele aandachtspunten. Zo loopt u geen voordeel mis en heeft u alles netjes voor elkaar. Rendement heeft de eindejaarstips voor u op een rijtje gezet over de volgende onderwerpen:
Laatst bijgewerkt op: 29 oktober 2024
De genoemde belastingtarieven voor 2025 zijn onder voorbehoud van goedkeuring van het Belastingplan 2025 door de Eerste Kamer. Kijk voor de actuele tarieven en normbedragen op onze pagina met Belastingtarieven.
Aan het einde van het kalenderjaar kunt u zich voorbereiden op wijzigingen in de wet- en regelgeving. Het kabinet heeft op Prinsjesdag de nodige plannen aangekondigd, al waren die niet altijd even concreet. Per 1 januari 2025 moet u rekening houden met de volgende wijzigingen, die vooral loongerelateerd zijn (met de disclaimer dat nog niet alle wijzigingen definitief zijn):
Uw organisatie moet elk jaar toetsen of zij de vrije ruimte van de werkkostenregeling overschrijdt. Dat doet u in 2024 door de totale fiscale loonsom van alle werknemers te berekenen en daarover 1,92% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom te nemen en 1,18% over de rest. Als het loon uit vroegere dienstbetrekking meer dan 10% van de fiscale loonsom is, blijft dit buiten beschouwing. Is de som van alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die in 2024 ten laste van de vrije ruimte zijn gebracht hoger dan dat bedrag, dan moet uw organisatie over het meerdere 80% eindheffing betalen. Dat gebeurt uiterlijk bij de loonaangifte over het tweede tijdvak van 2025.
Heeft u vrije ruimte over dit jaar, dan kunt u bekijken of u kosten voor 2025 dit jaar kunt betalen. Is de vrije ruimte van 2024 vol en verwacht u volgend jaar de vrije ruimte niet volledig te benutten, dan kunt u bijvoorbeeld een bonus of eindejaarsuitkering pas in 2025 uitkeren. Check goed of dit niet in strijd is met de contractuele afspraken.
Vakantiedagen zijn niet eeuwig houdbaar. Waarschuw de werknemers dat ze hun vakantiedagen op tijd opnemen. U bent ook verplicht om ze hier duidelijk over te informeren en ze de ruimte te geven om de dagen op te nemen. Per 1 januari 2025 verjaren de bovenwettelijke vakantiedagen uit 2019. De wettelijke vakantiedagen uit 2024 vervallen in principe per 1 juli 2025 en de bovenwettelijke dagen van 2024 verjaren per 1 januari 2030. De periode rond de jaarwisseling kan de ideale tijd zijn om wat dagen ‘weg te werken’. Maar let op: een vakantie verplichten mag doorgaans niet.
Informeert u werknemers niet, niet tijdig of onduidelijk, dan houden ze recht op hun nog niet-opgenomen wettelijke vakantiedagen na afloop van de vervaltermijn.
De verval- en verjaringstermijn gelden niet als een werknemer niet in staat is geweest om vakantiedagen op te nemen, bijvoorbeeld wegens ziekte. Bovendien kan er een langere vervaltermijn zijn afgesproken in de cao of arbeidsovereenkomst. In dat geval moet u die termijn aanhouden.
U doet er goed aan om contact op te nemen met uw pensioenuitvoerder om na te gaan wat uw organisatie en werknemers kunnen verwachten. Gaat de premie omhoog? Verandert de opbouw? Of zijn er misschien zelfs kortingen nodig? Mogelijk heeft u zelf ruimte om het één en ander aan te passen, in samenspraak met werknemers. Zorg dat u eventuele veranderingen in het pensioen duidelijk communiceert richting de werknemers. Zeker als de veranderingen duidelijke gevolgen hebben voor het besteedbaar inkomen, wilt u dat vóór het nieuwe jaar gemeld hebben.
Het einde of het begin van een jaar kan een goed moment zijn om de gegevens uit de personeelsdossiers van (ex-)werknemers op te schonen. Onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is de basisregel dat uw organisatie persoonsgegevens niet langer mag bewaren dan noodzakelijk is voor het doel van de gegevensverwerking. Voor een aantal gegevens geldt een wettelijke bewaartermijn, waarbij kalenderjaren het uitgangspunt zijn:
Voor andere personeelsgegevens, zoals de arbeidsovereenkomst (inclusief wijzigingen), verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken en verzuimgegevens, geldt geen wettelijke bewaartermijn. Hiervoor wordt vaak een termijn van twee jaar aangehouden, al is soms langer nodig.
Als de beoordelingsgesprekken in uw organisatie nog traditioneel aan het einde van het kalenderjaar plaatsvinden, moet u ervoor zorgen dat leidinggevenden nu voor alle werknemers een beoordelingsformulier invullen. Het formulier kunt u in het personeelsdossier opnemen, maar dit hoeft niet. De leidinggevende mag de formulieren ook zelf bewaren, zolang hij dit maar zorgvuldig doet. Zeker voor werknemers die niet goed genoeg presteren, is het belangrijk dat uw organisatie nauwkeurig bijhoudt hoe zij zich kunnen en moeten verbeteren.
Uw organisatie doet er goed aan de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk), die u komende maand van de Belastingdienst ontvangt, zorgvuldig te controleren. Zijn de gegevens op de beschikking namelijk onjuist, dan betaalt uw organisatie in 2025 misschien wel meer premie dan de bedoeling is. In de beschikking vindt u twee premiedelen: één voor de WGA en één voor de ZW-flex. Klopt er iets niet op de beschikking, dan moet u binnen zes weken na dagtekening bezwaar maken.
U doet er verstandig aan om uw (digitale) personeelshandboek of -reglement aan het einde van het jaar weer eens onder de loep te nemen. De kans dat hierin regelingen staan die een actualisatieslag kunnen gebruiken, is aanzienlijk. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijke stijging van de thuiswerkvergoeding en eventuele wijzigingen in de pensioenregeling als gevolg van de Wet toekomst pensioenen. Houd altijd in de gaten dat u arbeidsvoorwaarden niet zomaar zelf mag wijzigen, tenzij dit voortvloeit uit een wijziging van een wet of de cao.
Had uw organisatie op 1 juli 2024 100 werknemers of meer, dan moet u uiterlijk 30 juni 2025 voor het eerst rapporteren over het zakelijk en woon-werkverkeer van werknemers in 2024. Rapporteren is mogelijk via rvo.nl, de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daar vindt u een digitaal formulier. Bekijk nu of u de data goed op orde heeft. Valt u niet onder de rapportageverplichting, dan kunt u ervoor kiezen vrijwillig mobiliteitsdata aan te leveren bij RVO. Net als bij de verplichte rapportage berekent het systeem dan wat de CO2-uitstoot van het zakelijk verkeer en het woon-werkverkeer is. Die data kunt u vervolgens gebruiken om het mobiliteitsbeleid duurzamer te maken.
Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst weer naheffingsaanslagen loonheffingen opleggen als bij controle blijkt dat er feitelijk sprake is van een werknemer in plaats van een zelfstandig ondernemer die voor uw organisatie werkt. Daarom is het raadzaam dat u voor het begin van het nieuwe jaar onderzoekt of uw organisatie risico loopt op naheffingen, of dat u gewoon door kunt gaan met het inhuren van de arbeidskracht als zzp’er. Loopt u risico, dan zult u de arbeidsrelatie toch anders vorm moeten geven. Er zijn veel feiten en omstandigheden op basis waarvan in samenhang geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Bij veel fiscale regelingen heeft u voor de toepassing daarvan een beschikking of verklaring nodig. Denk aan:
Zorg ervoor dat u de juiste documenten in de administratie opneemt! Doet u dat niet, dan kunt u met een naheffingsaanslag of boete geconfronteerd worden.
U ontvangt in deze tijd van het jaar van de Belastingdienst de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) voor komend jaar. Daarin vindt u de volgende twee premiedelen:
Een goede controle kan u in de praktijk een premiebesparing opleveren. Als de gegevens op de beschikking onjuist zijn, betaalt uw organisatie in 2025 misschien wel meer premie dan de bedoeling is.
Controleer dus goed of de gegevens op de beschikking kloppen en maak op tijd bezwaar als er iets niet klopt. Dat moet binnen zes weken na dagtekening. U vindt alle controlepunten voor uw Whk-beschikking 2025 in de checklist Controleer de jaarlijkse beschikking Whk-premie. Is uw onderneming in 2025 eigenrisicodrager voor de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) of de Ziektewet (ZW), dan krijgt u wel een Whk-beschikking, maar moet het betreffende premiepercentage voor 2025 op 0% staan. Controleer goed of dat daadwerkelijk het geval is.
De fiscus heeft uw loongegevens nodig om een goede vooringevulde aangifte inkomstenbelasting (IB) te kunnen maken. Het is daarom aan te raden dat u uw laatste aangifte loonheffingen over december op tijd doet. De uiterste aangiftedatum (infographic) voor de laatste aangifte van 2024 is 31 januari 2025. Ga daarbij na of u alle betalingen die uw organisatie aan de werknemers heeft gedaan op een juiste wijze heeft verloond.
Onderzoek of uw organisatie kan besparen op de verschuldigde loonheffingen door eindheffing toe te passen waar mogelijk. Er kan soms afgerekend worden tegen een gunstiger tarief: het enkelvoudige in plaats van het gebruteerde tabeltarief.
Elk jaar moet u aan alle werknemers een jaaropgave verstrekken. Voor deze jaaropgave heeft u de cumulatieve bedragen van het hele jaar nodig. Ook de laatste loonstrook van het kalenderjaar mag dienen als jaaropgave; daar staan immers alle totalen ook op. Geef dan wel duidelijk aan de werknemers aan dat deze loonstrook ook dient als jaaropgave. Werknemers weten dan dat ze er zuinig op moeten zijn. En u voegt dan het BSN van de werknemer toe; dat hoort normaal gesproken niet op de loonstrook te staan, maar is wel verplicht op de jaaropgave.
Download ook een modeljaaropgave (tool) met alle verplichte gegevens.
Wilt u per 2025 de aangifte loonheffingen niet meer vierwekelijks indienen maar maandelijks of andersom, dan moet u op de site van de Belastingdienst het formulier Wijziging aangiftetijdvak loonheffingen (pdf) downloaden. Daar is de nodige haast bij, want het ingevulde formulier moet uiterlijk op 14 december 2024 bij de Belastingdienst binnen zijn. Het nieuwe aangiftetijdvak gaat dan per 1 januari 2025 in. Bent u te laat, dan kan wisselen pas weer per 1 januari 2026.
Het is raadzaam om aan het einde van het jaar na te gaan of de loonadministratie en de financiële administratie op elkaar aansluiten. Soms komt u erachter dat er één of meer (belaste) uitbetaalde vergoedingen per ongeluk niet zijn verwerkt in de loonadministratie, met alle gevolgen van dien. Over deze vergoedingen zijn dan hoogstwaarschijnlijk geen loonheffingen ingehouden of eindheffingen afgedragen. Zulke afwijkingen komen aan het licht als u de aansluiting tussen de loonadministratie en de financiële administratie maakt. Draag de verschuldigde loonheffingen dan alsnog af.
U bent verplicht om de loonadministratie zeven jaar lang te bewaren. Gedurende deze termijn kan de Belastingdienst om inzage vragen. Op 1 januari 2025 mag u de administratie van 2017 en eerder dus weggooien. Zorg ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt, zodat persoonlijke gegevens niet op straat komen te liggen.
Let er wel goed op dat niet alle administratie na zeven jaar de prullenbak in mag: kopieën van identiteitsbewijzen en de verklaring loonheffingskorting mag u bijvoorbeeld pas vijf jaar na het einde van de dienstbetrekking van de werknemer weggooien. Meer informatie over bewaarplicht en bewaartermijnen vindt u in de toolbox Snel aan de slag met de bewaarplicht en de AVG.
Komt uw onderneming in aanmerking voor een loonkostenvoordeel (LKV) op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL), dan moet u in de aangiften loonheffingen over 2024 in alle tijdvakken waar dat van toepassing is het juiste LKV hebben aangevinkt. In uw administratie moet u bovendien de corresponderende doelgroepverklaring bewaren om voor uitkering van een LKV in aanmerking te komen na afloop van 2024.
Overweegt uw onderneming om van salarispakket te wisselen? Als u dat per 1 januari doet, voorkomt u problemen met voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR). De VCR-methode gebruikt u namelijk voor de premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW). Daarbij heeft u de cumulatieven van de voorliggende loontijdvakken van hetzelfde kalenderjaar nodig. En om die in het nieuwe pakket te krijgen wanneer u wisselt tijdens een kalenderjaar, worden in de praktijk soms de aangiften loonheffingen over voorliggende tijdvakken opnieuw ingediend met het nieuwe pakket. Maar dat mag formeel niet en kan leiden tot naheffingen of teruggaven. Bij een wisseling per 1 januari start u direct goed.
Staat u voor de keuze van een nieuw salarispakket, dan is het belangrijk de functionaliteiten van de software af te stemmen op uw behoefte. U vindt een overzicht van aanbieders op Salarissoftware 2024-2025 vergelijken.
Als uw onderneming kiest voor toepassing van de concernregeling (infographic) vindt de berekening van de vrije ruimte plaats op concernniveau. Hierdoor kan over 2024 voor alle concernmaatschappijen samen maar één keer gebruik worden gemaakt van de hogere vrije ruimte van 1,92% tot en met een loonsom van € 400.000. Kijk goed of het voordelig is om de concernregeling toe te passen. U moet uiterlijk bij de loonaangifte over het tweede tijdvak van 2025 beslissen of u over 2024 de concernregeling wil toepassen.
Een vaste kostenvergoeding (tool) kunt u als (deels) gerichte vrijstelling belastingvrij betalen als deze voldoet aan de volgende voorwaarden:
Bestaat de vergoeding ook voor een deel uit intermediaire kosten? Dan blijft de vergoeding hiervan als die aan dezelfde voorwaarden voldoet als die van de vaste kostenvergoeding, behalve de voorwaarde van het aanwijzen als eindheffingsloon. Controleer nog vóór het eind van het jaar of de vaste vergoedingen aan de eisen voldoen.
Als uw organisatie aan het einde van 2024 nog vrije ruimte over heeft én overweegt om één of meer werknemers een bonus te geven, kunt u deze bonus aanwijzen als eindheffingsloon en ten laste brengen van de vrije ruimte. Voor de werknemer is het voordelig dat hij de bonus daardoor netto kan ontvangen. Daarnaast bespaart uw organisatie werkgeverslasten over de bonus.
Het is dan wel van belang dat u de bonus nog dit jaar uitbetaalt en dat de bonus voldoet aan het gebruikelijkheidscriterium. Dit betekent dat het aanwijzen van de bonus niet meer dan 30% mag afwijken van wat voor vergelijkbare werknemers in dezelfde sector gebruikelijk eindheffingsloon is.
Tot een bedrag van € 2.400 per werknemer per jaar beschouwt de Belastingdienst het aanwijzen van de vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsloon in ieder geval als gebruikelijk. En zelfs als u de vrije ruimte overschrijdt, is het aanwijzen van de bonus als eindheffingsloon een redelijk goedkope oplossing. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt u 80% eindheffing. Afhankelijk van de situatie kan het juist voordeliger zijn om zo’n extraatje te bruteren.
Bekijk ook de video Een bonus in de vrije ruimte van de WKR.
Na afloop van het jaar moet u toetsen of uw onderneming de vrije ruimte overschrijdt. Dat doet u door de totale fiscale loonsom van alle werknemers in 2024 te berekenen en daarover 1,92% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom en 1,18% over de rest te nemen. Als het loon uit vroegere dienstbetrekking meer dan 10% is van de totale fiscale loonsom, moet dit buiten beschouwing blijven. Anders telt het mee.
Als de som van alle vergoedingen en verstrekkingen die u in 2024 ten laste van de vrije ruimte heeft gebracht hoger is dan die ruimte, moet uw organisatie over het meerdere 80% eindheffing betalen. Dat doet u uiterlijk bij de aangifte over het tweede tijdvak van 2025. Heeft uw organisatie in de loop van 2024 al eindheffing betaald en komt u er nu achter dat u te veel of te weinig betaald heeft, dan corrigeert u dat uiterlijk in de aangifte over het tweede tijdvak van 2025.
Heeft uw organisatie juist ruimte over dit jaar, dan kunt u nog bekijken of u bepaalde kosten voor 2025 nog dit jaar kunt vergoeden via gebruik van de vrije ruimte.
Buitenlandse werknemers die in Nederland komen werken, kunnen onder voorwaarden voor hun extra kosten maximaal 30% van hun loon onbelast ontvangen. Sinds 1 januari 2024 geldt dat u de 30%-regeling mag toepassen tot de maximale bezoldiging van de Wet normering topinkomens (WNT), de zogeheten Balkenendenorm. Voor 2025 is dit maximum € 246.000, zodat de onbelaste 30%-vergoeding maximaal € 73.800 kan zijn. Alleen als uw organisatie voor de werknemer in het laatste loontijdvak van 2022 de 30%-regeling al toepaste, wordt de aftopping pas per 1 januari 2026 van kracht. Breng dus tijdig in kaart voor welke expats dat geldt.
Dreigt uw organisatie de vrije ruimte van 2024 te overschrijden? Bekijk dan of het mogelijk is om de kerstborrel op de werkplek te organiseren, in plaats van op een externe locatie. Bij een personeelsborrel op de werkplek hoeft u geen beroep te doen op de vrije ruimte om het feest onbelast te laten voor de werknemers en hun partners. In dat geval geldt namelijk een nihilwaardering voor de fiscale behandeling van de consumpties ter plaatse, voor de werknemer en zijn partner.
Jaarlijks kan uw organisatie aan het begin van het kalenderjaar kiezen of u de 30%-regeling toepast bij de werknemers die het betreft, of aan hen de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoedt. Vaak zal toepassing van de 30%-regeling voordeliger zijn, maar het kan interessant zijn om de werkelijke extraterritoriale kosten inzichtelijk te krijgen. Zeker voor werknemers die een inkomen hebben van meer dan € 246.000 (2025) en te maken hebben met de aftoppingsmaatregel. U kunt voor hen per 1 januari 2025 opnieuw het meest gunstige kiezen.
Overweeg aan het einde van dit jaar of uw organisatie per 1 januari 2025 een openbaarvervoerkaart zal opnemen in het arbeidsvoorwaardenpakket. Sinds 2024 is de gerichte vrijstelling voor ov-kaarten verruimd. In het Belastingplan 2025 geeft het kabinet nog een verdere verduidelijking per 1 januari 2025. Als de plannen doorgaan is de gerichte vrijstelling dan van toepassing in alle gevallen dat een werkgever de werknemer de mogelijkheid geeft om vrij of met korting met het ov te reizen. Voorwaarde is dan wel dat de werknemer in enige mate zakelijk reist met de ov-kaart.
Als werknemers van uw organisatie in een auto van de zaak rijden, moet u een percentage van de cataloguswaarde bij hun loon tellen, tenzij zij kunnen bewijzen dat zij de auto niet meer dan 500 kilometer per jaar privé gebruiken. Als u geen bijtelling toepast, moet u in het bezit zijn van een kopie van de ‘Verklaring geen privégebruik auto’ of een andere vorm van bewijs dat de werknemer de auto niet (te veel) privé gebruikt.
Controleer dus goed of u alle verklaringen of andere bewijzen heeft van werknemers voor wie u geen bijtelling voor privégebruik toepast. Heeft u die bewijzen niet, dan moet u misschien de aangiften van het hele jaar corrigeren en hierover afrekenen.
De BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak moet u niet vergeten mee te nemen in de laatste BTW-aangifte van het jaar. Deze correctie bedraagt 2,7% van de catalogusprijs van de auto. Als u kunt aantonen aan de hand van bijvoorbeeld een kilometeradministratie dat het privégebruik lager is dan de standaard 2,7%, mag u echter een lagere correctie opnemen. Voor marge-auto’s en auto’s waarbij het privégebruik plaatsvindt later dan vier jaar na het jaar waarin u de auto in gebruik hebt genomen, mag u een correctie van 1,5% nemen.
Is er in uw organisatie sprake van doorlopend afwisselend gebruik van een bestelauto, waarbij het privégebruik niet per werknemer kan worden vastgesteld? Dan bent u per 1 januari 2025 via de eindheffing niet langer € 300 maar € 438 per bestelauto per jaar als belasting verschuldigd. Een flinke verhoging. Overweeg of u de afspraken met de werknemers per 1 januari 2025 aanpast, bijvoorbeeld door voortaan te werken met een ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’. Let wel op dat u arbeidsvoorwaarden niet zomaar eenzijdig mag wijzigen.
Naast de correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak moet u ook rekening houden met de volgende correctieposten in de laatste aangifte van het jaar 2024:
Voor de kosten die een onderneming betaalt aan verstrekkingen en voorzieningen geldt een persoonsgebonden grens van € 227 (exclusief BTW) per werknemer per boekjaar. Blijven de uitgaven in een boekjaar onder deze grens, dan mag u de BTW gewoon verrekenen. De auto van de zaak valt niet onder de BUA-regeling. Dit betekent dat u deze correctie afzonderlijk moet berekenen
Heeft u de afgelopen vijf jaar te weinig BTW aangegeven, dan bent u verplicht om een suppletieaangifte in te dienen. De Belastingdienst controleert hier sterk op. U bent verplicht om een suppletieaangifte te doen zolang de naheffingstermijn loopt, dus gedurende vijf jaar na het jaar waarover u suppletie moet doen. De fiscus kan een vergrijpboete opleggen als u het indienen van een correctie achterwege laat. U moet de suppletieaangifte met een verplicht gesteld formulier indienen.
U kunt natuurlijk ook digitaal een verzoek sturen naar de Belastingdienst via het beveiligde gedeelte van de website. De kleine correcties hoeft u niet te corrigeren met dit formulier, maar kunt u verwerken in uw eerstvolgende aangifte BTW. Dit is mogelijk tot een te betalen of terug te ontvangen bedrag van € 1.000. Als u vrijwillig vóór 1 april 2025 de correctie voor te weinig aangegeven BTW van 2024 aangeeft en betaalt, bent u geen heffingsrente verschuldigd.
Zorg ervoor dat u aan het einde van het jaar alle facturen van uw zakelijke relaties heeft ontvangen. Heeft u een bepaalde factuur nog niet binnen, vraag die dan snel nog even op. Anders kunt u ook geen BTW-aftrek claimen. Let er ook goed op dat alle gegevens op de factuur zijn vermeld, zoals de NAW-gegevens. Bij veel bonnen zal dit niet altijd het geval zijn.
Huurt u een pand met een optie voor belaste verhuur, dan moet er in de schriftelijke huurovereenkomst zijn aangegeven dat u de onroerende zaak gebruikt uitsluitend voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van BTW bestaat. Gebruikt u de onroerende zaak niet meer voor deze doeleinden, dan moet u aan de verhuurder binnen vier weken na afloop van het betreffende kalenderjaar een ondertekende verklaring sturen. Ook moet u een afschrift hiervan aan de inspecteur sturen binnen dezelfde termijn.
Heeft u investeringsgoederen waarbij de verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik aan het eind van het (boek-)jaar afwijkt van de verhouding waarin de aankoop-BTW oorspronkelijk in aftrek is gebracht? Dan moet u de oorspronkelijk door u afgetrokken BTW op basis van dit verschil herzien.
Heeft u met een optie voor belaste levering een pand aangekocht, dan heeft u een verklaring nodig dat dit voor 90% is gebruikt voor BTW-belaste doeleinden. Zo niet, dan wordt de BTW achteraf door de fiscus gecorrigeerd. Heeft u een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar en in 2023 met een optie voor belaste levering een pand gekocht, dan moet u voor het einde van januari 2026 aan zowel de verkoper als de fiscus een verklaring sturen dat u het aangekochte onroerend goed in 2023 en 2024 voor 90% of meer heeft gebruikt voor BTW-belaste prestaties.
Bij het leveren van goederen en diensten, bent u verplicht om uiterlijk op de vijftiende van de maand na het leveren van de prestatie een factuur te sturen. U moet ook de BTW die in rekening is gebracht afdragen in het tijdvak waarin u de factuur heeft verstuurd. Bij een BTW-aangifte per kwartaal of per maand moet de laatste aangifte van 2024 uiterlijk 31 januari 2025 bij de Belastingdienst zijn.
Bent u een BTW-ondernemer die digitale goederen en diensten aan particulieren in andere EU-landen verkoopt en overschrijdt u de omzetgrens van € 10.000, dan moet u de BTW-tarieven van het land van de particulier toepassen.
U kunt er dan voor kiezen om de BTW in elk afzonderlijk EU-land aan te geven of dit via de Unieregeling (OSS-regeling) in een keer te verwerken wat een heleboel tijd scheelt. U moet zich aanmelden op Mijn Belastingdienst Zakelijk.
Wilt u zich aanmelden voor de kleineondernemersregeling (KOR)? Dan moet u dat via Mijn Belastingdienst Zakelijk doen t. Dit moet u uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin u de KOR wilt laten ingaan doen. U krijgt een brief met daarin de definitieve ingangsdatum van de KOR. De KOR is gerelateerd aan uw omzet. Is die minder dan € 20.000, dan kunt u de regeling gebruiken.
Ook bv’s, stichtingen en verenigingen kunnen een beroep doen op de KOR. De volgende voorwaarden zijn van toepassing:
Wilt u geen gebruik meer maken van de KOR, meld u dan af met het afmeldingsformulier dat u vindt op de website van de fiscus.
Eén van de factuureisen is dat de NAW-gegevens van de afnemer op de factuur vermeld moeten zijn. Bij veel bonnen zal dit niet altijd het geval zijn. Is daarom de BTW op deze bonnen niet aftrekbaar? Voor bonnen tot € 100 (inclusief BTW) kunt u over het algemeen de BTW gewoon aftrekken, ook als niet alle NAW-gegevens op deze factuur vermeld zijn. Op de bon moeten dan wel de volgende gegevens vermeld zijn (een zogenoemde vereenvoudigde factuur):
Ontbreken uw NAW-gegevens op een bon van € 100 of meer (inclusief BTW)? Dan kunt u de BTW toch aftrekken als door de wijze van betalen te achterhalen is dat u de afnemer van de levering/dienst bent. Betaal daarom met bankpas, creditcard of brandstofpas.
De buitenlandse BTW over 2024 terugvragen kunt u nog tot 1 oktober 2025. U heeft dus heeft nog wel even de tijd. Het kan natuurlijk altijd eerder. Doet u een verzoek na afloop van een kalenderjaar? Dan moet het BTW-bedrag ten minste € 50 zijn. Doet u een verzoek tijdens het kalenderjaar, over een periode van ten minste drie maanden? Dan moet het BTW-bedrag minstens € 400 zijn.
U mag de BTW op oninbare vorderingen terugvragen op het moment dat vast is komen te staan dat uw debiteur de factuur niet betaalt. Dat is in ieder geval zo een jaar na de uiterste betaaldatum van het gefactureerde bedrag. Dit brengt met zich mee dat u voor vorderingen die opeisbaar zijn geworden in 2024 de BTW volgend jaar kunt terugvragen, tenzij al eerder duidelijk is (geweest) dat de vordering niet zal worden betaald.
De BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak moet u niet vergeten mee te nemen in de laatste aangifte van het jaar. Deze correctie bedraagt 2,7% van de catalogusprijs van de auto. Als u echter kunt aantonen aan de hand van bijvoorbeeld een kilometeradministratie dat uw privégebruik lager is dan de standaard 2,7%, mag u een lagere correctie opnemen. Voor marge-auto’s en auto’s waarbij het privégebruik plaatsvindt later dan vier jaar na het jaar waarin u de auto in gebruik hebt genomen, mag u een correctie van 1,5% nemen.
Moet de fiscale eenheid (fe) voor de BTW tussen twee bv’s worden verbroken? Vergeet dan niet om dat schriftelijk te melden bij de inspecteur als er een beschikking fe is afgegeven. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden van de fe voor de BTW eindigt namelijk pas als de verbreking bij de fiscus is gemeld. Meldt u dit niet, dan kunt u aansprakelijk gesteld worden voor de BTW-schuld van de vroegere fe.
De wettelijke bewaartermijn voor uw administratie is zeven jaar. Dit betekent dat u de administratie over 2017 en eerdere jaren kunt afvoeren. U bewaart de facturen in de vorm waarin u ze heeft verstuurd of ontvangen. Houd daarbij in het achterhoofd dat deze termijn niet geldt voor de BTW ten aanzien van onroerende zaken. Deze is namelijk tien jaar. Documenten zoals aktes, pensioen- en lijfrentepolissen en dergelijke zijn ook verstandig om te bewaren.
Maakt uw onderneming gebruik van externe adviseurs, dan is het handig om dit jaar al een conceptjaarrekening op te laten stellen. Als u dit nog voor het einde van het jaar met hen bespreekt, kunt u wellicht nog gebruikmaken van de mogelijkheden om fiscale aftrekposten te creëren en andere fiscale faciliteiten.
Zorg ervoor dat u bij het opmaken van de jaarstukken over 2024 alle overlopende passiva opvoert. Elke passiefpost die u kunt opvoeren, vermindert de winst. Denk aan alle posten waarvoor de nota of afrekening pas in 2025 zal binnenkomen, maar die betrekking heeft op dit jaar.
Bij het samenstellen van de eindbalans moet u nagaan of u nog voorzieningen kunt vormen. Misschien komt u erachter dat u in de toekomst geconfronteerd wordt met kosten die verband houden met de bedrijfsuitoefening van de afgelopen jaren. Denk bijvoorbeeld aan een voorziening voor dubieuze debiteuren. In deze tijd moet u er rekening mee houden dat sommige debiteuren extra moeite hebben met het op tijd betalen van uw facturen.
Gebruikt uw onderneming het internet als verkoopkanaal, zorg dan dat u de eisen kent die de Belastingdienst stelt aan het zakendoen via internet en de vele wettelijke regelingen ter bescherming van consumenten. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt hier toezicht op. Denk aan de spelregels voor het elektronisch factureren, een digitale administratie, het verplicht melden van BTW- en KvK-nummers.
Beoordeel of het wenselijk is om in 2024 of in 2025 te investeren. Als tijdstip van investering geldt het moment waarop u de verplichtingen tot aanschaf of verbetering van het bedrijfsmiddel aangaat.
Het percentage voor de energie-investeringsaftrek (EIA) ging met ingang van 2024 omlaag, naar 40%. Dat percentage geldt ook voor 2025. De EIA, MIA en Vamil zijn regelingen met een zogenoemde horizonbepaling. Dat houdt in dat ze eindig zijn. Aanvankelijk zouden de regelingen per 1 januari 2024 komen te vervallen. Uit het Belastingplan 2024 bleek echter al dat deze vervaldatum verschuift naar 1 januari 2029 en dat blijft ongewijzigd.
Voor bedrijfsmiddelen waarvoor u bij aanschaf investeringsaftrek heeft ontvangen, geldt dat bij verkoop binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de investering plaatsvond, een desinvesteringsbetaling verschuldigd is.
Ter voorkoming van een desinvesteringsbijtelling kan het wenselijk zijn niet in 2024 te desinvesteren, maar bijvoorbeeld pas in januari 2025.
Heeft u geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en dit bedrijfsmiddel heeft u nog niet in gebruik genomen en ook nog niet betaald, betaal dan dit jaar nog minstens een bedrag dat even hoog is als het bedrag van de investeringsaftrek. Doet u dit niet, dan krijgt u dit jaar de investeringsaftrek niet uitbetaald en wordt deze doorgeschoven naar volgende jaren. Bij een nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddel krijgt u dit jaar dus maximaal het bedrag dat u betaald heeft aan investeringsaftrek.
Fondsenwerving valt in principe gewoon onder de heffing van BTW, maar gelukkig gelden er vrijgestelde prestaties. Zijn uw hoofdactiviteiten vrijgesteld van BTW, dan hoeft u over zogenoemde fondsenwervende activiteiten onder voorwaarden geen BTW af te dragen. Deze vrijstelling geldt alleen voor:
Voor het toepassen van deze vrijstelling is wel vereist dat de fondsenwerving binnen de volgende grenzen blijft (bedragen 2024):
Komen uw inkomsten boven die grens uit, dan is het hele bedrag belast met BTW. Om te voorkomen dat u die grenzen overschrijdt, kunt u mogelijk nog inkomsten uitstellen naar begin volgend jaar.
Donateurs kunnen profiteren van een belastingvoordeel als ze een gift doen. Een gift aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI), culturele ANBI of steunstichting SBBI (sociaal belang behartigende instelling) levert namelijk een aftrek op in de aangifte inkomstenbelasting van de donateur. Voor een gewone gift geldt wel een drempel van 1% van het inkomen van de donateur en een minimum van € 60. Het bedrag dat boven deze drempel komt, mag de donateur aftrekken. Dit is mogelijk tot een maximum van 10% van het drempelinkomen. Gaat het om een periodieke gift, dan mag de donateur het volledige bedrag van de gift aftrekken. En ook voor organisaties geldt een aftrek van de winst. De aftrek is ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000.
Wijs donateurs op deze voordelen en voorwaarden. Het is zonde als zij net na de jaarwisseling een gift aan uw organisatie doen, waardoor ze voor 2024 onder de genoemde drempel blijven. In dat geval is het mogelijk voordeliger om de gift niet uit te stellen tot 2025.
Voor giften in natura geldt vanaf 1 januari 2024 een extra voorwaarde: als uw gift hoger is dan € 10.000 per kalenderjaar (€ 20.000 voor fiscaal partners) is deze alleen aftrekbaar na een onafhankelijke waardebepaling. Die kunt u laten doen door een erkend taxateur. In sommige gevallen volstaat een recente aankoopfactuur.
De huidige economische crisis heeft grote invloed op de fondsenwerving van uw organisatie. Veel non-profitorganisaties hebben te maken met een daling van de inkomsten. Het is daarom belangrijk om donateurs te wijzen op een belastingvoordeel als ze willen doneren. Een gift aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI), culturele ANBI of steunstichting SBBI (sociaal belang behartigende instelling) levert namelijk een aftrek op in de aangifte inkomstenbelasting van de donateur. Dat kan potentiële donateurs net dat laatste zetje in de goede richting geven.
Voor een gewone gift geldt een drempel van 1% van het inkomen van de donateur en een minimum van € 60. Het bedrag dat boven deze drempel komt, mag de donateur aftrekken. Dit is mogelijk tot een maximum van 10% van het drempelinkomen. Gaat het om een periodieke gift, dan mag de donateur het volledige bedrag van de gift aftrekken. En ook voor organisaties geldt een aftrek van de winst. De aftrek is ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Wijs donateurs op deze voordelen en voorwaarden. Het is zonde als zij net na de jaarwisseling een gift aan uw organisatie doen, waardoor ze voor 2024 onder de genoemde drempel blijven. In dat geval is het mogelijk voordeliger om de gift niet uit te stellen tot 2025.
Voor giften in natura geldt vanaf 1 januari 2024 een extra voorwaarde: als uw gift hoger is dan € 10.000 per kalenderjaar (€ 20.000 voor fiscaal partners) is deze alleen aftrekbaar na een onafhankelijke waardebepaling. Die kunt u laten doen door een erkend taxateur. In sommige gevallen volstaat een recente aankoopfactuur.
De giftenaftrek in de VPB houdt in dat een bv giften in aftrek mag brengen op de winst voor de VPB als de gift maximaal 50% van de winst van de bv is, en maximaal € 100.000. Ook moet het gaan om een gift aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of aan een steunstichting voor een sociaal belang behartigende stichting (SBBI). Naast de giftenaftrek geldt er wetgeving waardoor giften die binnen deze grenzen blijven óók niet belast zijn bij de aandeelhouder in box 2.
Tip: Overweegt u een gift aan een ANBI te doen vanuit de bv? Doe de gift dan uiterlijk 31 december 2024, zodat aftrek in 2024 nog mogelijk is.
Het lage tarief voor de VPB is in 2024 19% (tot een winst van € 200.000). Het kan soms aantrekkelijk zijn om winsten over meerdere bv’s te verdelen en de fiscale eenheid voor de VPB op te heffen. Als u de fiscale eenheid wilt verbreken per 1 januari 2025, moet u dat verzoek uiterlijk 31 december 2024 indienen. Bespreek dit wel met een adviseur want er kunnen wat haken en ogen zitten aan de verbreking! Als u juist een fiscale eenheid voor de VPB wilt vormen, moet u die aanvraag voor 1 april 2025 indienen.
De VPB kent een tarief van 9% voor innovaties. Deze speciale behandeling geldt voor winsten uit zelfontwikkelde immateriële activa waarvoor uw bv een octrooi en S&O-verklaring heeft gekregen. U kunt er ook voor kiezen om de forfaitaire regeling te gebruiken. Die gaat ervan uit dat een kwart van uw winst (maar maximaal € 25.000) door innovatie komt.
Uw bv moet in de administratie een onderbouwing hebben van de prijzen die zij rekent bij de levering van goederen of diensten aan gelieerde vennootschappen. Hieruit moet blijken dat deze prijzen ‘at arm’s length’ zijn, zoals dat heet. Dit houdt in dat het prijzen zijn die ook tussen onafhankelijke derden tot stand zouden (kunnen) zijn gekomen. Is de onderbouwing onvoldoende, dan kan dat tot dubbele heffing leiden.
Uw bv mag de gemengde kosten tot een bedrag van € 5.600 niet in aftrek brengen. Gemengde kosten zijn betalingen voor onder meer voedsel, recepties en congressen. Heeft u werknemers in dienst, dan wordt dit bedrag vervangen door 0,4% van de totale loonkosten. Bij een totale loonsom van € 1.275.000 of meer wordt de aftrekbeperking dus hoger dan € 5.600. U kunt ook nog kiezen voor de 73,5%-regeling. Dan is 73,5% van de gemende kosten tóch aftrekbaar, en de overige 26,5% dus niet.
De vraag of een IB-onderneming misschien niet voordeliger is voor u, is ieder jaar wel even nuttig om te bekijken. Het verdiepingsartikel Van VPB-onderneming naar IB-onderneming met de terugkeerfaciliteit en de rekentool Eenmanszaak of bv? kunnen u wellicht daarbij helpen.
Vanaf 2022 geldt er een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening in de VPB waardoor verdamping vanaf 2022 niet langer aan de orde is. Er is echter wel een limiet aan de hoeveelheid verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) die in een jaar kunnen worden verrekend, namelijk tot maximaal 50% van de belastbare winst in een jaar. Tot € 1 miljoen aan belastbare winst kunt u uw verliezen wel volledig verrekenen.
Ga na of u een kostenegalisatiereserve kunt vormen voor bepaalde uitgaven. U kunt deze reserve vormen voor bijvoorbeeld groot onderhoud onder de volgende voorwaarden. Het moet gaan om:
U kunt toekomstige uitgaven al dit jaar ten laste te brengen van de bedrijfsresultaten. Met een voorziening rekent u de kosten toe aan het jaar waarin die thuishoren én incasseert u de belastingbesparing op de toekomstige uitgaven eerder in de tijd. De voorwaarden zijn de volgende:
Als u dit jaar een verlies dreigt te gaan lijden, kunt u het weglekken van liquiditeit voorkomen door de voorlopige aanslag voor 2024 op nihil te stellen. Daarnaast kunt u volgend jaar bij het indienen van de aangifte een verzoek om voorlopige verliesverrekening doen. U kunt dan 80% van het verlies alvast benutten. De definitieve beschikking volgt dan bij de aanslag.
De belastingrente die de Belastingdienst voor de VPB in rekening brengt is 10%). Om te voorkomen dat uw bv deze rente moet aftikken, moet u checken of de door u ontvangen voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan. Voor 2024 geldt dat als u voor 1 mei 2025 een voorlopige aanslag VPB aanvraagt er geen belastingrente verschuldigd is. Dient u de VPB-aangifte voor 1 juni 2024 in en deze wordt niet aangepast, dan bent u geen belastingrente verschuldigd.
Nederland kent een beperking van de renteaftrek tot 20% van uw winst. Daarvoor geldt een drempel van € 1 miljoen voor het saldo aan rente. Als u op tijd beoordeelt of de renteaftrekbeperking van toepassing is, heeft u nog de mogelijkheid om hierop te anticiperen. Mogelijk is het aan te raden géén fiscale eenheid aan te gaan, zodat elke vennootschap fiscaal zelfstandig de beperking kan benutten. In andere gevallen kan het juist beter zijn om een fiscale eenheid aan te gaan of uit te breiden. Volgend jaar gaat het percentage van de beperking van 20 naar 25.
De Wet Excessief lenen bij de eigen vennootschap moet al te hoge schulden van dga’s bij hun eigen bv aanpakken en is per 1 januari 2023 in werking getreden. Schulden hoger dan € 500.000 (2024)worden dit jaar aangemerkt als ‘excessief’ en zijn belast in box 2 van de IB.
Dan moet u als dga wel op tijd in actie komen met het aflossen van de te hoge schuld als dat nodig is. Dit kunt u bijvoorbeeld doen door een dividenduitkering te doen om daarmee de schuld af te lossen. Een alternatief zou ook kunnen zijn om uw privéspaargeld of privébeleggingen aan de bv over te dragen en daarmee het bovenmatige deel van de schuld aan de bv af te lossen. Of kies voor een herfinanciering van (een gedeelte van) de schuld, bijvoorbeeld bij een bank. Als u vastgoed in privé bezit, is het te overwegen om dat vastgoed te verkopen en met de opbrengst de lening af te lossen.
Voor box 2 van de IB zijn met ingang van 2024 twee tarieven gaan gelden. Tot een inkomen van € 67.000 is het tarief 24,5%.t. Boven deze inkomensgrens geldt een tarief van 33%.. Voor 2025 gaat een toptarief van 31% gelden vanaf een bedrag van € 67.804. Check dus of u hogere bedragen (> € 67.804) pas volgend jaar kunt uitkeren om belasting te besparen.
Ook voor dga’s is het mogelijk om een beroep te doen op de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O). Die afdrachtvermindering verlaagt de loonkosten voor werknemers (en dus ook voor een dga die in dienst is van zijn bv) die zich bezighouden met S&O-werk. Een werkgever kan een korting krijgen van 32% van de loonkosten voor S&O-werk, tot € 350.000. Boven die grens kunt u nog eens 16% korting krijgen. Het spreekt voor zich dat u dan wel zelf de S&O-uren moet maken. Als u op de loonlijst van de holding staat, geldt de S&O-verklaring van de werk-bv niet. U moet dan voor de holding ook een S&O-verklaring aanvragen.
Als dga moet u in principe ten minste € 56.000 als salaris opnemen in de aangifte loonheffingen. Dit is het door de overheid vastgestelde ‘gebruikelijk loon’ voor dga’s in 2024. Volgens de vaste regels mag het loon lager zijn als u kunt aantonen dat bij de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ (dus bij een werknemer zonder aanmerkelijk belang) een lager loon gebruikelijk is. U mag dan uw salaris daaraan gelijkstellen. Is volgens de fiscus juist een hoger loon gebruikelijk voor uw positie, dan moet u het hoogste nemen van deze drie bedragen:
In alle gevallen geldt bij het gebruikelijk loon dat het van belang is dat u kunt onderbouwen waarom u dit loon hanteert. Rechtszaken laten zien dat de bewijslast hiervoor bij u als dga ligt. En ook dat rechters het loon los zien van wat u nodig heeft voor uw levensonderhoud, maar alleen kijken naar of het salaris daadwerkelijk gebruikelijk is voor uw werkzaamheden. Vraag u dus af of u dit bij een eventuele controle voldoende kunt onderbouwen.
Heeft u dit jaar zaken verhuurd aan uw bv of heeft u geld geleend aan uw bv? Dan moet u een (fictieve) huur of rente opnemen in uw aangifte IB als resultaat uit overige werkzaamheden. U kunt daarnaast dan ook aanspraak maken op de aftrek van kosten, zoals de onderhoudskosten.
Als u borg staat voor schulden van uw bv, moet u daarvoor een zakelijke vergoeding vragen. U zou dat immers ook doen als u borg zou staan voor een willekeurige andere onderneming. Wordt u als dga aangesproken op grond van deze borgstelling en betaalt u de bank, dan heeft u een zogeheten regresvordering op uw bv. Deze vordering mag u in principe stellen op het bedrag dat aan de bank is betaald. U mag de vordering in principe afwaarderen op uw inkomen in box 1. De Belastingdienst let wel streng op deze vorderingen!
Kostenvergoedingen kunt u in mindering brengen op het gebruikelijk loon. Het maakt daarbij niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Door de vermindering van het gebruikelijk loon, betaalt u als dga minder belasting in box 1.
Heeft u een rekening-courantovereenkomst met uw bv, let dan op het saldo. Als dit saldo namelijk in het hele kalenderjaar niet hoger is geweest dan € 17.500, hoeft u geen rente te berekenen. Let wel op: het gaat om élke dag in een jaar. Als het saldo halverwege het jaar bij wijze van spreken op € 17.501 stond, moet u over het complete boekjaar rente gaan berekenen over uw schuld aan uw bv. En dat kan een fikse klus zijn als er veel over en weer wordt geboekt.
Het kan aantrekkelijk zijn om uw echtgenoot of partner die werkzaamheden verricht voor uw bv op de loonlijst te plaatsen. Uw partner is dan verzekerd voor de premies werknemersverzekeringen (er moet dan wel sprake zijn van een materiële gezagsverhouding!).
Werkt uw partner mee in uw bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting.
Zijn er tussen verschillende bv’s binnen uw concern groepsleningen afgesloten, zorg er dan voor dat deze aan de eisen van zakelijkheid voldoen. Dat wil zeggen dat een onafhankelijke derde de lening ook zou hebben verstrekt. Daarnaast zijn ook de volgende aspecten van belang:
Zorg dus dat uw administratie voldoende informatie bevat om de zakelijkheid van de prijzen te kunnen laten checken.
Als u en uw partner in een kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar geen aanmerkelijk belang meer hebben, kunt u door een verzoek in te dienen een nog niet verrekend verlies uit aanmerkelijk belang laten omzetten in een belastingkorting voor 24,5% van het bedrag van dit verlies. Deze belastingkorting is alleen te verrekenen met de belasting van box 1.
Het is de jaarlijks terugkerende vraag voor dga’s op zoek naar een extraatje: wordt het extra loon of extra dividend? De laatste route is in de regel fiscaal voordeliger. Dat hangt samen met het tariefsverschil dat bestaat tussen de IB en het gecombineerde tarief van de dividendbelasting en de VPB.
Doe wel een uitkeringstoets als u uw bv dividend laat uitkeren. Risico is dat u de uitkering anders moet terugbetalen of dat u in privé aansprakelijk wordt gesteld.
Als uw partner niet werkt kunt u dividend laten uitkeren uit uw bv en deze aan uw partner toerekenen (bijvoorbeeld € 15.000). Hierdoor kan uw partner gebruikmaken van de heffingskortingen in de IB en is de uitkering vrijwel belastingvrij.
Het percentage van de MKB-winstvrijstelling gaat volgend jaar omlaag van 13,31% naar 12,7%. En ook het bedrag van de zelfstandigenaftrek gaat weer een stapje omlaag. Deze daalt van € 3.750 naar € 2.470.
De winst waarover u belasting betaalt blijft dus wat hoger mits uw onderneming volgend jaar ongeveer eenzelfde jaar draait. Wellicht is het nog mogelijk om kosten door te schuiven naar volgend jaar door bijvoorbeeld later te investeren. Of juist uw winst dit jaar te verhogen door lagere afschrijving als dit mogelijk is.
Als u dit jaar een verlies dreigt te gaan lijden, kunt u het weglekken van liquiditeit voorkomen door de voorlopige aanslag voor 2024 op nihil te stellen.
Daarnaast kunt u volgend jaar bij het indienen van de aangifte een verzoek om voorlopige verliesverrekening doen. U kunt dan 80% van het verlies alvast benutten. De definitieve beschikking volgt dan bij de aanslag.
Ga na of u een kostenegalisatiereserve kunt vormen voor bepaalde uitgaven. U kunt deze reserve vormen voor bijvoorbeeld groot onderhoud onder de volgende voorwaarden. Het moet gaan om:
Bevinden er zich activa op uw fiscale balans die een lagere waarde hebben, dan kunt u deze afwaarderen binnen de grenzen van goed koopmansgebruik. Dit betekent dat u in principe iedere vordering op de balansdatum moet bekijken en waarderen. Is de kans groot dat u niets terugkrijgt, bijvoorbeeld bij een faillissement waar geen of nauwelijks activa zijn, dan kunt u naar nul afwaarderen. Het belangrijkste is dat u goed kunt onderbouwen waarom u oninbare vorderingen, voorraden, of bedrijfspanden afwaardeert. Het levert u in elk geval een flinke aftrekpost op.
Drijft u samen met uw partner een eenmanszaak en wil uw partner ook in aanmerking komen voor de zelfstandigenaftrek? Dan kunt u onder bepaalde voorwaarden ook samen een man-vrouwfirma oprichten. Uw partner kan dan ook in aanmerking komen voor de ondernemersfaciliteiten als aan het urencriterium wordt voldaan.
Voldoet uw partner niet aan het urencriterium en is er geen sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband, dan kan een man-vrouwfirma toch nog wel voordeel opleveren. Aan uw partner kan namelijk een deel van de winst worden toegerekend die anders bij u belast zou zijn, waardoor de belastingdruk op de totale winst waarschijnlijk lager wordt.
Bij een vof of maatschap met uw partner, moet u bij de taakverdeling rekening houden met de gebruikelijkheidstoets. Die toets richt zich op het aantal uren dat uw partner binnen het samenwerkingsverband werkt. Daarbij tellen de gewerkte uren niet mee als de partner hoofdzakelijk (voor meer dan 70%) ondersteunende werkzaamheden verricht én derden in eenzelfde situatie geen vof of maatschap zouden aangaan. Zorg er dus voor dat uw partner kan aantonen dat hij/zij voor ten minste 31% van de werktijd een hoofdtaak verricht.
Als u vermogensbestanddelen (bijvoorbeeld een woon/praktijkpand) kunt aanmerken als privévermogen, kunt u eens berekenen of hieruit een fiscaal voordeel voortvloeit. U mag dan namelijk een (fictieve) gebruiksvergoeding aftrekken van uw fiscale winst. Dit kan een voordeel opleveren: de vergoeding is aftrekbaar tegen maximaal 49,5% (zonder rekening te houden met MKB-winstvrijstellling) in box 1 van de inkomstenbelasting en de vermogensbestanddelen zijn belast tegen het box 3-tarief.
U kunt toekomstige uitgaven al dit jaar ten laste te brengen van de bedrijfsresultaten. Met een voorziening rekent u de kosten toe aan het jaar waarin die thuishoren én incasseert u de belastingbesparing op de toekomstige uitgaven eerder in de tijd. De voorwaarden zijn de volgende:
Heeft u een herinvesteringsreserve op uw balans staan, houd dan de termijn voor herinvestering in de gaten. U moet voor de afloop van de driejaarstermijn zijn overgegaan tot herinvestering (een verplichting zijn aangegaan) in een nieuw bedrijfsmiddel.
Heeft u bijvoorbeeld een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar, dan loopt op 31 december 2024 de driejaarstermijn af voor de herinvesteringsreserve die in de loop van 2021 op de balans is gezet.
Voor de beperkt aftrekbare gemengde kosten zoals representatiekosten geldt in principe een vaste bijtelling van € 5.600. Maar u kunt er ook voor kiezen om 80% van de gemengde kosten in aftrek te brengen. U moet dan wel de gemengde kosten specificeren, terwijl dit bij de vaste bijtelling niet hoeft.
Maak dus eens een berekening van wat voor u voordeliger uitpakt: de aftrek van 80% of de bijtelling van € 5.600.
Heeft u in een eerder jaar de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) niet toegepast, terwijl u daar wel recht op had dan kunt u de fiscus verzoeken om een ambtshalve vermindering van de aanslag van dat jaar. Dit geldt ook voor de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA), als u aan de voorwaarden voldoet. In 2024 is 2019 het oudste jaar waarvoor u om een ambtshalve vermindering kunt vragen.
Als uw onderneming per 1 januari 2024 met S&O-werkzaamheden wil starten, geldt als uiterste aanvraagdatum 20 december 2023. Voor de overige maanden geldt een uiterste indieningsdatum van de 30e of 31e van de maand voorafgaand aan de maand waarbinnen het S&O-werk gaat plaatsvinden.
Als u nog een niet-verrekend verlies heeft staan uit 2015, is 2024 het laatste jaar waarin verrekening plaats kan vinden. Na dit jaar verdampt het verlies en kunt u het niet meer met toekomstige winsten verrekenen.
Ga na of u het boekjaar per 1 januari 2025 wilt aanpassen. Een aanpassing kan alleen als het besluit daartoe aantoonbaar vóór het einde van het lopende boekjaar is genomen. De meeste ondernemers hebben een boekjaar dat gelijkloopt met het kalenderjaar. Soms kan een aanpassing van het boekjaar administratieve, bedrijfseconomische en fiscale voordelen opleveren. Voorbeelden zijn een tariefvoordeel, een langere termijn voor verliesverrekening of een langere termijn om te herinvesteren.
Maakt uw onderneming gebruik van externe adviseurs, dan is het aan te raden om al in 2024 een conceptjaarrekening op te laten stellen. Bespreekt u die dit jaar nog, dan kunt u wellicht nog gebruikmaken van de mogelijkheden voor het creëren van fiscale aftrekposten en andere fiscale faciliteiten.
Het einde van het jaar is een mooi moment om uw verzekeringen door te nemen. Bij een ingrijpende verbouwing, een veranderd assortiment en een gewijzigde omzet bijvoorbeeld, kan het lonen om te bekijken of de verzekeringen nog passen bij uw situaties. U wilt natuurlijk te allen tijde voorkomen dat u achteraf wordt geconfronteerd met een forse onderdekking en een uitkering die aanzienlijk lager is dan u had verwacht.
Als u geld wilt schenken aan uw kinderen maar dit nog niet heeft of nog niet wilt overmaken, kunt u ook onder schulderkenning (papieren schenking) het geld schenken. Over de schuld moet u 6% rente betalen en u moet de schuld in een notariële akte vastleggen.
Voorkom dat u de belastingrente van 4% verschuldigd wordt! Controleer daarom of uw voorlopige aanslag 2024 correct is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.
Als u of uw fiscale partner geld in een groenfonds belegt krijgt u hiervoor een korting. De heffingskorting voor groene beleggingen wordt berekend over uw vrijstelling voor groene beleggingen. De heffingskorting is 0,7% van uw vrijstelling. Deze vrijstelling voor groene beleggingen in box 3 bedraagt in 2024 € 71.251. Voor fiscale partners geldt een dubbele vrijstelling. De vrijstelling kan nooit hoger zijn dan de waarde van uw groenfonds op 1 januari.
Rentemiddeling biedt u een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen, zonder dat u de boeterente vanwege vervroegd aflossen moet betalen. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Kijk daarom of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.
Heeft u een pensioentekort, dan kunt u dit tekort aanvullen door een lijfrente te storten. Dan moet u de lijfrentepremie echter wel voor 31 december 2024 storten. Doet u dit namelijk later, dan kunt u deze in uw aangifte IB voor 2024 niet meer aftrekken, maar moet u een jaartje wachten om deze mee te nemen.
Heeft u (lage) schulden die in box 3 vallen en beschikt u over voldoende vermogen? Dan kunt u fiscaal voordeel behalen als u de box 3-schulden aflost. Voordat deze schulden namelijk de heffingsgrondslag van box 3 verminderen moet eerst een drempel per partner zijn overschreden. Los deze schulden dus zo veel mogelijk vóór de peildatum af.
Als u een sterk wisselend belastbaar inkomen heeft in een aaneengesloten periode van drie jaren, kunt u dat inkomen middelen. Daarmee kunt u een tariefvoordeel bereiken. Het verzoek tot middeling moet u hebben ingediend binnen 36 maanden nadat de laatste aanslag IB over de 3 jaren van het herrekentijdvak onherroepelijk is komen vast te staan.
Het verschil tussen de werkelijk door u betaalde belasting en de belasting na middeling wordt echter pas teruggegeven als het te ontvangen belastingbedrag hoger is dan € 545.
De middelingsregeling is per 2023 afgeschaft, De laatste jaren waarover gemiddeld kan worden zijn 2022-2024.
De samenstelling van het vermogen – en dus de box 3-heffing – wordt in januari vastgesteld. Door de verschillende rendementen op de verschillende categorieën is het aanlokkelijk om op de peildatum van 1 januari de samenstelling van het vermogen tijdelijk te wijzigen. Dat wordt peildatumarbitrage genoemd. Om dit tegen te gaan, is er antimisbruikwetgeving. Die geldt voor twee situaties:
Als tussen het wisselen minder dan drie maanden zit, wordt de transactie die heeft plaatsgevonden vóór 1 januari geacht niet te hebben plaatsgevonden. Dit geldt niet als er een zakelijke reden aanwezig is.
Als uw vermogen zo hoog is dat u box 3-heffing verschuldigd bent in 2024 kunt u misschien met onderstaande opties dit naar beneden zien te krijgen: