Heeft u beslag laten leggen op goederen die na een faillissement toch doorverkocht blijken te zijn? Dan mag u een vordering instellen tegen de partij die die goederen heeft overgenomen. Dit heeft de Hoge Raad onlangs bepaald. De uitspraak is een uitbreiding van bestaande wetgeving.
In die zaak ging het om een onderneming die op 15 november failliet werd verklaard. Er waren twee schuldeisers die beslag hadden gelegd op de enkele bezittingen, waaronder de aandelen in een deelneming. Die aandelen waren na het beëindigen van de faillissementsprocedure echter doorverkocht aan een derde partij. De curator had het beslag dus genegeerd. De schuldeisers grepen hierdoor naast de aandelen, en op basis van het faillissementsrecht konden ze ook niet aankloppen bij die derde partij.
Voor de Hoge Raad vroegen de schuldeisers zich af bij wie ze nu terecht konden. De failliete onderneming had immers de aandelen niet meer en ze konden die op basis van het conservatoir beslag ook niet meer verkopen. De failliete onderneming (tool) was opgehouden te bestaan, dus ze hadden geen partij meer om een vordering (tool) tegen in te stellen. Dit kon volgens de Hoge Raad echter niet de bedoeling zijn, omdat het de schuldeisers onredelijk zo zou beperken in hun verhaalsmogelijkheden. Volgens de Hoge Raad konden de schuldeisers daarom een vordering instellen tegen de derde partij als verkrijger nu de failliete rechtspersoon niet meer bestond. Met deze uitspraak heeft de Hoge Raad het faillissementsrecht door middel van jurisprudentie uitgebreid, aangezien deze verhaalsmogelijkheid nog niet bestaat in de wet.
Hoge Raad, 13 november 2015, ECLI (verkort): 3299