Geen bijtelling voor deelfiets van de zaak

Werknemers die een (elektrische) fiets van de zaak (waarvan de werkgever eigenaar blijft) ook voor woon-werkverkeer mogen gebruiken krijgen standaard 7% bijtelling op hun loon voor mogelijk privégebruik van die fiets. Als de werknemer de fiets mee naar huis mag nemen en altijd kan gebruiken, is dat meestal heel redelijk, maar bij zogenoemde deelfietsen vaak niet. Momenteel geldt die 7% bijtelling bij alle ter beschikking gestelde (elektrische) fietsen, zelfs bij het gebruik van een ov-fiets. Dat is niet wenselijk, bleek uit de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid over de reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer. Daarom is op Prinsjesdag voorgesteld om dit aan te passen.

Nihilwaardering voor deelfietsen

Het Belastingplan 2026 regelt dat voor ter beschikking gestelde deelfietsen en elektrische deelfietsen van de zaak een bijtelling van 0% gaat gelden. In de praktijk is over het gebruik van deze fietsen dus geen belasting verschuldigd. Deze maatregel gaat gelden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020, het jaar dat de bijtelling voor de fiets werd ingevoerd.

Hubfiets is eigenlijk geen fiets van de zaak

Van een zogenoemde hubfiets is sprake als het gebruik van de fiets in de arbeidsvoorwaarden is opgenomen en de fiets alleen voor een voorgeschreven route van het station naar de werkplek mag worden gebruikt. Bij zo'n fiets – die de werknemer dus niet standaard mee naar huis neemt – is geen sprake van een ter beschikking gestelde fiets en daarmee ook niet van de bijtelling voor privégebruik. Maar dat is niet altijd helder.
Om dit te verduidelijken wordt bepaald dat fietsen die 'niet meer dan bijkomstig' (niet meer dan 10%) bij de woning van de werknemer worden gestald een bijtelling krijgen van 0%. Dat geldt dus voor hubfietsen, dienstfietsen, ov-fietsen en andere deelfietsen. 

Download de belangrijkste Prinsjesdagstukken in pdf, zodat je snel de achtergrondinformatie bij de hand hebt.