Dga komt onder borg uit omdat handtekening partner mist

24 januari 2022 | Door redactie

Een financier die dacht geld terug te kunnen halen bij een directeur-grootaandeelhouder (dga) vanwege een borgstelling heeft bij de rechter het deksel op de neus gekregen. Want omdat de echtgenote van de dga helemaal geen toestemming had gegeven voor de borg ging de hele borgstelling van tafel.

In de wet staat het ‘toestemmingsvereiste’. Dit vereiste moet voorkomen dat ondernemers onverantwoorde handelingen uitvoeren die het hele huishouden in de financiële put storten. Volgens dit wetsartikel moet de echtgenoot meetekenen bij ingrijpende rechtshandelingen zoals de verkoop van de echtelijke woning of een borgstelling voor een lening (artikel).

Schuldeisers spreken dga aan als borg

Het toestemmingsvereiste bij een borgstelling geldt niet altijd. Als de borgstelling valt onder de ‘normale bedrijfsuitoefening’ van de onderneming hoeft de echtgenoot geen toestemming te geven. Wat precies nog ‘normaal’ is, dat is uiteraard voer voor rechtszaken. Zo ook deze zaak bij het gerechtshof in Amsterdam. In dit geval had een dga zich borg gesteld voor een lening die twee andere ondernemingen aan zijn bv hadden verstrekt. Toen de afgesproken terugbetaling uitbleef, spraken de schuldeisers de dga aan als borg. Maar die beriep zich bij het hof op het toestemmingsvereiste. Zijn echtgenote had namelijk geen handtekening gezet onder de borgstelling. En daarom was de borg ongeldig, zo betoogde hij.
De schuldeisers voerden juist aan dat de borgstelling voor de financiering onder de normale bedrijfsvoering viel, en dat er daarom geen toestemming nodig was. Zij vorderden daarom voor meer dan € 1 miljoen aan geleend geld en rente van de dga.

Lening was nodig vanwege financiële nood

Het gerechtshof concludeerde dat er wel degelijk een handtekening nodig was. Het hof wees er onder meer op dat de bv op het moment dat de lening werd afgesloten in financiële nood verkeerde. Daardoor was bijvoorbeeld geen enkele bank meer bereid om de bv geld te lenen. Mede daardoor had deze lening en de bijbehorende borg niets met de normale bedrijfsvoering van doen, vond het hof. De dga had dus terecht de borgstellingsovereenkomst vernietigd. Dit oordeel betekende dat de borgstelling nooit tot stand was gekomen. Daarom konden de schuldeisers de dga dus ook niet aanspreken voor de onbetaalde lening.
Gerechtshof Amsterdam, 21 december 2021 (publicatiedatum 21 januari 2022), ECLI (verkort): 4049