Een werknemer met een min-maxcontract kan onder omstandigheden een succesvol beroep doen op het rechtsvermoeden arbeidsomvang. Hierdoor heeft de werknemer voor een hoger aantal uren per maand recht op loon. Dit blijkt uit een arrest van Gerechtshof Den Haag.
Soms is het onduidelijk hoeveel uren een werknemer gewoonlijk werkt (denk aan een oproepkracht). Als zo'n werknemer bijvoorbeeld ziek wordt, is het de vraag hoeveel loon de werkgever moet doorbetalen. Een werknemer kan in zo’n geval een beroep doen op het rechtsvermoeden arbeidsomvang. Op basis van dit vermoeden kan worden bepaald over hoeveel uren per maand de werknemer recht op loon heeft. Het rechtsvermoeden houdt in dat het gemiddelde aantal arbeidsuren in een maand gelijk is aan het gemiddelde aantal arbeidsuren van de drie voorafgaande maanden waarin de werknemer voor de organisatie werkte.
Bij een min-maxcontract komt u met een werknemer een minimaal aantal uren per week, per maand of per jaar overeen. Dit minimum – de garantie-uren – moet u sowieso uitbetalen. Daarnaast spreekt u een maximum aantal uren af. Omdat u in een min-maxcontract overeenkomt dat het aantal arbeidsuren per tijdsperiode kan verschillen, is het de vraag of een werknemer een beroep kan doen op het rechtsvermoeden arbeidsomvang. Hof Den Haag moest de vraag onlangs beantwoorden.
In de zaak had een werknemer een min-maxcontract voor minimaal 5 uur per week en maximaal 40 uur per week. De werknemer werkte voor een langere periode ongeveer 35 uur per week en wilde daarom een aanpassing van het minimum. Op basis van goed werkgeverschap in samenhang met het rechtsvermoeden stelde het hof het minimum bij naar 20 uur per week. Door dit nieuwe minimum kreeg de werknemer recht op meer uren, maar behield de werkgever ook nog de flexibiliteit waarvoor het min-maxcontract bedoeld was.
Werkt u met min-maxcontracten, dan kunt u van deze uitspraak leren dat een structurele verhoging van het aantal arbeidsuren kan leiden tot aanpassing van het minimale aantal uren. U kunt dit proberen te voorkomen door de werknemer flexibel in te zetten en dus niet voor een vast aantal uur.
Gerechtshof Den Haag, 29 oktober 2013, ECLI (verkort): 3943