Arrest maakt afroommethode onmogelijk

24 juni 2016 | Door redactie

De Hoge Raad heeft bepaald dat als er een vergelijkbare dienstbetrekking is, de fiscus nooit de afroommethode mag gebruiken om de hoogte van het gebruikelijk loon te bepalen. Met dit arrest lijkt het einde van de afroommethode nu definitief in zicht.

De Hoge Raad sprak zich uit over een zaak waarin de inspecteur de afroommethode wilde toepassen over de jaren waarin de bv in kwestie veel winst maakte. Voor andere jaren gebruikte hij de vergelijkingsmethode. Na een eerdere nederlaag bij het gerechtshof heeft de staatssecretaris ook in cassatie bakzeil gehaald. De Hoge Raad oordeelde dat de systematiek in de wet om de hoogte van het gebruikelijk loon vast te stellen, gebaseerd is op de vergelijkingsmethode. Als er een soortgelijke dienstbetrekking te vinden is, heeft die methode dus altijd voorrang op de afroommethode.

Afroommethode verder uit de gratie

Met dit arrest volgt de Hoge Raad de conclusie van de advocaat-generaal die zich ook al kritisch had uitgelaten over het gebruik van de afroommethode. De staatssecretaris had na een eerdere nederlaag bij Gerechtshof Amsterdam toch aangegeven de afroommethode te willen blijven gebruiken. De uitspraak van de Hoge Raad, in combinatie met de laatste wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling (tool), maken het echter nagenoeg onmogelijk voor de inspecteur om nog een beroep te doen op de afroommethode. Het loon van de directeur-grootaandeelhouder moet sinds die wijzing niet meer vergeleken worden met het loon van een werknemer met een soortgelijke dienstbetrekking maar met dat van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Aangezien er niet altijd een soortgelijke dienstbetrekking is, maar wel altijd een meest vergelijkbare dienstbetrekking, zal de fiscus in de praktijk geen beroep meer kunnen doen op de afroommethode.
Hoge Raad, 24 juni 2016, ECLI (verkort): 1269