De gebruikelijkloonregeling discrimineert directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) niet ten opzichte van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Dat oordeelde Rechtbank Den Haag bij een tevergeefs beroep van een dga, die correctie op zijn gebruikelijk loon aanvocht.
In die zaak had de inspecteur het gebruikelijk loon van een dga aangepast na een boekenonderzoek. Hij legde flinke naheffingsaanslagen op. De inspecteur paste bij de correctie de afroommethode toe. De dga was het niet eens met de correcties en stapte naar de rechter. Daar stelde hij dat de inspecteur was uitgegaan van een te hoog loon, maar ook dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden door de gebruikelijkloonregeling. Een zzp’er viel als ondernemer namelijk niet onder de gebruikelijkloonregeling. Daar maakte de rechter echter korte metten mee, aangezien een dga een hele andere positie heeft dan een IB-ondernemer.
De dga voerde ook aan dat de inspecteur bij de correctie geen rekening had gehouden met het feit dat de dga slechts parttime werkte voor zijn bv, waarvan hij de enige werknemer was. De dga werkte daarnaast namelijk ook in loondienst als buschauffeur, en besteedde dus niet al zijn tijd aan zijn bv. Ook hier ging de rechter niet in mee. Het gebruikelijk loon kan namelijk lager zijn dan € 44.000 als een dga dit kan bewijzen. Dat deze dga parttime werkte, was daarbij niet relevant.
Rechtbank Den Haag, 22 september 2016, ECLI (verkort): 11557